De GLS neemt in 1922 de zeventien kilometer lange spoorlijn tussen Winsum en het vissersdorp Zoutkamp aan de Lauwerszee in gebruik. De zogenaamde Marnelijn is door de opkomst van de autobus al snel één van de verliesgevende baanvakken van NS. De laatste reizigerstrein rijdt op 1 oktober 1938. Na een korte hervatting in de eerste maanden van de Tweede Wereldoorlog is in oktober 1942 alle vervoer gestaakt en is het spoor op last van de bezetter opgebroken.

De Groninger Locaalspoorwegmaatschappij legt bijna dertig jaar na de opening van de spoorlijn Sauwerd – Roodeschool een tweede lokaallijn aan. Vanuit Winsum bouwt de spoorwegmaatschappij een zeventien kilometer lange spoorlijn naar het vissersdorp Zoutkamp aan de Lauwerszee. De lijn is niet alleen van belang voor de ontsluiting van de dorpen in het Marnegebied, maar ook voor het transport van vis en garnalen vanuit de haven van Zoutkamp. Vanuit de haven vertrekt bovendien dan nog de veerdienst naar Schiermonnikoog.

Hoewel de eerste concessie voor de aanleg van de lokaallijn naar Zoutkamp tegelijkertijd met die voor de lijn naar Roodeschool is verleend, duurt bijna dertig jaar tot de eerste schop de grond in gaat. Wanneer de GLS van de nieuwe verbinding afziet, start de Tramweg-Maatschappij Winsum – Ulrum met een paardentramlijn tussen beide plaatsen.

In de loop der jaren volgen diverse pogingen om een spoorlijn door het Marnegebied aan te leggen. De eerste jaren na de eeuwwisseling wordt nog uitgegaan van een lokaallijn tussen Baflo en Ulrum, dit is later gewijzigd in Winsum – Zoutkamp. Wanneer latere plannen om deze spoorlijn door een aparte spoorwegmaatschappij aan te laten leggen ook niet doorgaan, krijgt de GLS uiteindelijk opnieuw een concessie voor de aanleg van de zogenaamde Marnelijn. Door de Eerste Wereldoorlog start de aanleg van de spoorlijn pas in 1920. De GLS neemt de verbinding in april 1922 in gebruik.

Door de opkomst van de autobus is de spoorlijn vrijwel direct één van de verliesgevende baanvakken die NS volgens de spoorwegovereenkomsten verplicht moet exploiteren. Hoewel NS het reizigersvervoer al in 1934 wil staken, rijdt de laatste reizigerstrein pas op 1 oktober 1938. Een dag later nemen de bussen van de N.V. Marnedienst het reizigersvervoer over.

Door brandstofschaarste is het reizigersvervoer per spoor in de eerste maanden van de Tweede Wereldoorlog tijdelijk hervat. In oktober 1942 is de spoorlijn ook voor het goederenvervoer gesloten en op last van de bezetter opgebroken.

Dienstregeling

Terwijl de treinen op de lokaallijn naar Roodeschool grotendeels van en naar Groningen rijden, kent de spoorlijn Winsum – Zoutkamp weinig doorgaande treinen. Tussen beide dorpen rijden dagelijks zo’n zes treinen. Een enkele trein rijdt van en naar Groningen (Noord). Later breidt NS het aantal treinen nog enigszins uit.

Materieelinzet

Ondanks dat de spoorlijn direct na de opening tot de verliesgevende lokaalspoorlijnen behoort, is de treindienst de hele bestaansperiode van de lijn met stoomtractie uitgevoerd. Ook wanneer vanaf de jaren ’30 vanuit Delfzijl diverse treindiensten in de regio met efficiëntere motorrijtuigen worden uitgevoerd, blijft NS de treinen op het baanvak Winsum – Zoutkamp met stoomlocomotieven rijden.

De vijf stations aan de Marnelijn krijgen exact hetzelfde stationsgebouw. De gebouwen zijn asymmetrisch met aan de straatzijde twee verschillende naar voren staande puntgevels. Voor de hoge rechter puntgevel komt een erker met hoofdentree. Tussen beide naar voren staande delen komt een balkon. De gebouwen krijgen aan de linkerkant van de perronzijde één puntgevel met daarvoor een erker. De stationsnaam is in een tegeltableau op de gevels weergegeven. De gebouwen hebben een samengesteld schilddak dat vooral in het midden erg hoog is. Op de begane grond komt een voorhuis, een kantoor met loket en twee wachtkamers voor reizigers 2e en 3e klasse. Ook hebben de gebouwen een aangebouwde goederenbergplaats. Op de bovenverdieping en de zolder zijn twee woningen. De stations krijgen een klein bijgebouwtje met toiletten en opslagruimte. De oorspronkelijk in rode baksteen opgetrokken gebouwen zijn in de jaren ’30 witgepleisterd. De stationsgebouwen van Leens en Ulrum zijn grotendeels in originele staat bewaard. Het stationsgebouw van Zoutkamp is na een brand hersteld en krijgt hierbij een plat dak.

Na het opbreken van de spoorlijn verdwijnt het voormalige tracé door ruilverkaveling en de aanleg van nieuwe woonwijken en wegen grotendeels uit het landschap. Desondanks blijft een aantal landhoofden nutteloos in het landschap staan. Ook blijven drie van de vijf opvallend grote stationsgebouwen en enkele bijgebouwen bewaard.

Bekijk op deze pagina de restanten van de Marnelijn