Met het oog op de toenemende concurrentie van de Staatsspoorwegen, gaan ook de oude spoorwegmaatschappijen weer nieuwe spoorlijnen aanleggen. Zo kijkt de de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij voor het eerst naar een verbinding met Duitsland. De spoorwegmaatschappij neemt tussen 1874 en 1876 de zogenaamde Oosterspoorweg tussen Amsterdam, Amersfoort en Zutphen in gebruik. De Nederlandsch-Westfaalsche Spoorweg-Maatschappij zorgt voor het resterende deel naar Winterswijk en het Duitse achterland. Naast belangrijke aanvoerroute voor steenkool, groeit de lijn in de loop de jaren uit tot een belangrijke schakel tussen Amsterdam en Noord- en Oost-Nederland. Ook is de spoorlijn een belangrijke impuls voor de ontwikkeling van verschillende dorpen in Het Gooi.

De aanleg van de spoorlijnen door de Staat, waarvan de exploitatie in eerste instantie in bijna alle gevallen direct naar de Staatsspoorwegen gaat, zorgt ervoor dat ook de oude spoorwegmaatschappijen weer nieuwe spoorlijnen gaan aanleggen. Om de concurrentiepositie te verbeteren, kijkt de HSM, die tot dan toe alleen in West Nederland actief is, vanaf het einde van de jaren ’60 van de negentiende eeuw ook naar een spoorwegverbinding met Duitsland. Met het oog op het geplande Centraal Station in Amsterdam vraagt de spoorwegmaatschappij een concessie aan voor een spoorwegverbinding van Amsterdam naar Amersfoort met een zijtak naar Utrecht. De nieuwe verbinding moet in Amsterdam aansluiten op de bestaande HSM-lijn naar Haarlem en de staatslijn naar Zaandam die eveneens door de HSM wordt geëxploiteerd. Uiteindelijk wordt in 1870 een concessie verleend voor de verbinding van Amsterdam via Amersfoort naar Zutphen en een zijtak van Hilversum naar Utrecht. Voor de gewenste verbinding met Duitsland kiest de HSM voor de aanleg door lokale ondernemers. In 1872 is hiervoor de Nederlandsch-Westfaalsche Spoorweg-Maatschappij opgericht. De spoorwegmaatschappij legt aansluitende spoorlijn Zutphen – Winterswijk – Gelsenkirchen aan. De HSM zorgt na de opening van de verbinding voor de exploitatie van de complete verbinding tussen Amsterdam en Duitsland. Hiermee wordt de spoorwegmaatschappij met een eigen verbinding met het Ruhrgebied een belangrijke concurrent voor de Rhijnspoorweg van de NRS.

In juni 1874 neemt de HSM het dubbelsporige baanvak tussen Amsterdam Oosterdok en Amersfoort in gebruik. Dat jaar is ook de zijtak tussen Hilversum en Utrecht gereed. In mei 1876 volgt het enkelsporige baanvak naar Apeldoorn en Zutphen. Terwijl lijn naar Utrecht in die stad een geheel eigen tracé met station ten oosten van de binnenstad krijgt, maakt de HSM in Amersfoort en Zutphen gebruik van bestaande infrastructuur. In Amersfoort wordt gebruik gemaakt van het station van de NCS en in Zutphen krijgt de HSM medegebruik van de brug over de IJssel en het station van de Staatsspoorwegen.

De Oosterspoorweg zorgt er niet alleen voor dat de HSM uitgroeit van een regionale tot een belangrijke landelijke spoorwegmaatschappij maar geeft ook een impuls aan de dorpen in het Gooi. Veel welgestelde Amsterdammers trekken na de opening van de spoorlijn naar de verschillende dorpen, die vervolgens een enorme groei doormaken. Ook het belang van de Centraalspoorweg groeit na de ingebruikname van de nieuwe spoorlijn. Zo zijn Amersfoort en Noord-Nederland via de Oosterspoorweg veel sneller vanuit Amsterdam bereikbaar.

Na de opening van de Oosterspoorweg leggen onder andere de GOLS en de KNLS een groot aantal aansluitende lokaalspoorwegen in de Achterhoek, Twente en op de Veluwe aan. De nieuwe verbindingen zorgen voor de aansluiting van de lokale industrieën op het landelijke spoorwegnet en het Duitse Ruhrgebied. De HSM exploiteert zowel de lijnen van de GOLS als van de KNLS.

In 1892, nog geen vijf jaar na de opening van de verbinding, laat de HSM de lokaallijn Apeldoorn – Deventer – Almelo van de KNLS ombouwen tot hoofdspoorlijn. Door de aansluiting op de spoorlijn Almelo – Salzbergen krijgt de HSM hiermee ook een goede verbinding tussen Amsterdam, Twente en Noord-Duitsland. Vervolgens richt het reizigersvervoer op de Oosterspoorweg zich steeds meer op de verbinding met Deventer en Twente. Wanneer de spoorwegmaatschappijen verder gaan samenwerken, komen hier tussen Amsterdam en Amersfoort ook de treinen tussen de hoofdstad en Noord-Nederland bij. De SS rijdt deze treinen tot die tijd via Utrecht. Het het baanvak Apeldoorn – Zutphen degradeert intussen tot regionale zijlijn. Samen met de spoorlijn naar Winterswijk is de verbinding nog enige tijd van belang voor het vervoer van kolen.

In 1946 is het baanvak Amsterdam – Amersfoort elektrisch berijdbaar. Vijf jaar later volgt het traject Amersfoort – Apeldoorn. Het baanvak Apeldoorn – Zutphen kent nog maar weinig vervoer en wordt niet meegenomen in de elektrificatieplannen van NS.

Met de opening van het eerste deel van de Flevolijn krijgt de Oosterspoorweg in 1987 een nieuwe zijtak. Voortaan maken ook de treinen tussen Amsterdam en Almere tussen Amsterdam en Weesp gebruik van de Oosterspoorweg. Het emplacement van Weesp is voor de opening van de Flevolijn flink uitgebreid. Ten oosten van het station is bovendien een nieuwe viersporige brug over de Vecht en een vrije kruising voor de treinen naar de Flevopolders in gebruik genomen. Zes jaar later wordt de Zuidelijke Tak van de Schiphollijn doorgetrokken naar de Oosterspoorweg. Door de bouw van een tweede brug over het Amsterdam Rijnkanaal is het baanvak tussen de aansluiting met de Schiphollijn en de aansluiting met de Flevolijn vanaf 1997 minimaal viersporig. Een belangrijk deel van het vervoer op de Oosterspoorweg richt zich voortaan niet langer op Amsterdam Centraal maar op Amsterdam Zuid en Schiphol. Wanneer in december 2012 de Hanzelijn gereed is, rijden alle treinen tussen Amsterdam, Schiphol en Zwolle, Groningen en Leeuwarden via Flevoland en wordt de Oosterspoorweg, net als honderd jaar eerder, weer een echte oost-westverbinding. Vrijwel alle doorgaande treinen rijden dan echter al via Amsterdam Zuid.

Intussen gaat de verantwoordelijkheid van de verbinding Apeldoorn – Zutphen in 2004 over naar de provincie Gelderland. NS-dochter RegioNS wint een jaar eerder al de concessie. Om het vervoer op de lijn te stimuleren zijn in 2006 twee nieuwe haltes in gebruik genomen: Apeldoorn De Maten en Voorst-Empe. Voor de nieuwe concessieperiode is de verbinding ondergebracht onder het gebied Achterhoek-Rivierenland. Dee aanbesteding wordt door Arriva gewonnen. De vervoerder neemt in december 2012 de treindienst op de verbinding over.

Dienstregeling

Na de opening rijden dagelijks meer dan tien reizigerstreinen over de Oosterspoorweg. Vijf treinen rijden tussen Amsterdam en Utrecht en vijf treinen splitsen in Hilversum in een deel naar Utrecht en een deel naar Zutphen. Bovendien rijden twee rechtstreekse treinen tussen Amsterdam en Zutphen. Na de opening van de verbinding naar Winterswijk rijden bovendien dagelijks twee treinen tussen Amsterdam en Winterswijk. Tegelijkertijd gaat het kolenvervoer tussen Winterswijk en Amsterdam van start. Dit vervoer groeit zo snel dat besloten wordt het goederenvervoer grotendeels ‘s-nachts te laten plaatsvinden.

Wanneer de lokaallijn tussen Apeldoorn en Almelo in 1892 is omgebouwd tot hoofdspoorlijn richt een deel van het reizigersvervoer op de Oosterspoorweg zich op Deventer, Twente en Noord-Duitsland. De HSM rijdt vanuit Amsterdam met rechtstreekse treinen naar Enschede en Duitsland. De eerste decennia rijden tussen Amsterdam en Apeldoorn ook rijtuigen voor Winterswijk mee. De HSM gebruikt de verbinding Amsterdam – Amersfoort tevens voor internationale treinen die vanaf het einde van de negentiende eeuw via Kesteren en Nijmegen rijden.

Doorgaande treindienst

Na de Eerste Wereldoorlog neemt het aantal doorgaande rijtuigen tussen Amsterdam en Winterswijk snel af. In totaal rijden tussen Apeldoorn en Winterswijk dagelijks nog zo’n zes treinen. Tussen Apeldoorn en Zutphen rijden nog enkele extra pendeltreinen. Na de Tweede Wereldoorlog komt een eind aan de rechtstreekse treindienst tussen Amsterdam en Winterswijk. Ook de treindienst via Kesteren is dan inmiddels gestaakt. Het baanvak kent echter nog een groot aantal doorgaande treinen tussen de hoofdstad en Noord- en Oost-Nederland. Elke twee uur rijdt een doorgaande sneltrein Amsterdam – Enschede en een sneltrein Amsterdam – Groningen/Leeuwarden. In Amersfoort is aansluiting op de sneltreinen uit Den Haag/Rotterdam naar respectievelijk Groningen/Leeuwarden en Enschede. Ook rijden enkele internationale treinen vanuit Amsterdam en Hoek van Holland naar Duitse steden als Hannover en Hamburg. Na de invoering van de nieuwe dienstregeling bij Spoorslag ’70 laat NS elk halfuur een intercity Amsterdam – Amersfoort rijden. Het ene halfuur rijdt de trein door naar Groningen en Leeuwarden, het andere halfuur naar Enschede. In Amersfoort geven de treinen weer aansluiting op de treinen uit Den Haag en Rotterdam. Vanaf mei 1995 laat NS naast de intercity Amsterdam – Amersfoort elk halfuur een intercity Schiphol – Amersfoort rijden. In Amersfoort combineren beide treindelen om naar Enschede of Groningen te rijden. Enkele jaren later wijzigt de treindienst in een doorgaande verbinding tussen Schiphol en Twente en een pendeldienst tussen Amsterdam en Amersfoort. Alleen de intercity Berlijn rijdt elke twee uur over de Oosterspoorweg van Amsterdam via Apeldoorn naar Bad Bentheim en de Duitse hoofdstad.

De Gooilijn

De spoorlijn Amsterdam – Amersfoort zorgt voor een belangrijke ontwikkeling van verschillende dorpen in Het Gooi. De verbinding is dan ook niet alleen van belang als doorgaande internationale verbinding maar kent ook veel regionaal forensenvervoer. Tussen beide steden rijdt elk halfuur een stoptrein. Enkele jaren rijden de stoptreinen eenmaal per uur van en naar Zwolle. In de spits en op zaterdagen is de treindienst aangevuld met treinen Amsterdam – Utrecht via Hilversum en Baarn. In 1955 vereenvoudigt NS de treindienst. Elk halfuur rijdt een stoptrein tussen Amsterdam en Amersfoort. Elk uur aangevuld met een stoptrein naar Utrecht. In de spits zijn beide treindiensten aangevuld met diverse extra treinen. Na Spoorslag ’70 laat NS elk halfuur een stoptrein Amsterdam – Utrecht rijden. De stoptreinen Amsterdam – Amersfoort rijden weer eenmaal per uur naar Zwolle. Tussen Amsterdam en Amersfoort rijden nog altijd diverse spitstreinen. In de loop van de jaren ’70 rijden de stoptreinen Amsterdam – Amersfoort niet langer naar Zwolle.

De opening van de Flevolijn zorgt er in 1987 voor dat de aparte spitstreinen op de Gooilijn verdwijnen. Wel rijdt in de spits in de stoptreinen tussen Amsterdam en Utrecht een treindeel mee dat in Hilversum wordt afgekoppeld om naar Amersfoort te rijden. De opening van de Zuidelijke Tak van de Schiphollijn zorgt in mei 1993 voor een ingrijpende wijziging in de stoptreindiensten aan de oostzijde van Amsterdam. Voortaan rijden de stoptreinen naar Utrecht vanuit Schiphol via de Zuidelijke Tak. In Weesp geven de treinen tussen Amsterdam en Flevoland aansluiting op de treinen naar Utrecht. Twee jaar later wijzigt NS de treindienst in een complexe uurdienst. Voortaan rijdt elk uur een sneltrein Schiphol – Amersfoort en een stoptrein Den Haag – Schiphol – Utrecht. In Weesp is een aansluiting op respectievelijk de snel- en stoptrein van Amsterdam naar Lelystad. Het andere halfuur is de treindienst omgedraaid en rijdt een sneltrein Amsterdam – Amersfoort en een stoptrein Amsterdam – Utrecht. Tegelijkertijd komt een eind aan de spitstreinen tussen Hilversum en Amersfoort.

Apeldoorn – Zutphen

Tussen Apeldoorn en Winterswijk rijdt na de Tweede Wereldoorlog elk uur een stoptrein. Tot in de jaren ’60 rijden de treinen zondags maar eenmaal per twee uur. Na Spoorslag ’70 rijdt NS naast de uurdienst Apeldoorn – Winterswijk tussen Apeldoorn en Zutphen ook elk uur een stoptrein Apeldoorn – Enschede. In de loop van de jaren ’70 knipt NS de treindienst Apeldoorn – Enschede op in Zutphen. Tussen Apeldoorn en Zutphen blijven twee treinen per uur rijden waarvan één doorrijdt naar Winterswijk. In de spits blijft tot in de jaren ’90 nog een enkele trein tussen Apeldoorn en Twente rijden.

Na de opening van de haltes Apeldoorn De Maten en Voorst-Empe in december 2006 is RegioNS genoodzaakt de dienstregeling zodanig te verschuiven dat de treinen in Apeldoorn en Zutphen niet altijd in elke richting aansluiting kunnen geven. De treinen worden zo ingelegd dat ze in de ochtend in Apeldoorn aansluiting geven op de intercity naar Amersfoort en in de middag op de treinen uit Amersfoort. Drie jaar later rijden de treinen de gehele dag dezelfde dienstregeling. Wanneer Arriva de treindienst in december 2012 overneemt, blijven de treinen in dezelfde halfuursdienst rijden.

Bij het ingaan van de nieuwe dienstregeling in december 2021 maakt de halfuursdienst in de avonduren en het weekend plaats voor eenmaal per uur een stoptrein Apeldoorn – Zutphen en eenmaal per uur een sneltrein Apeldoorn – Winterswijk. De sneltrein slaat alle haltes tussen Apeldoorn en Zutphen over.

In 1876 laat Koning Willem III de HSM tussen de nieuwe Oosterspoorweg en Paleis Het Loo een drie kilometer lange spoorlijn aanleggen. De spoorlijn eindigt op het voorplein van de zomerresidentie van de koning en wordt regelmatig gebruikt. Vanaf 1887 maken ook de treinen van de nieuwe verbinding tussen Apeldoorn en Hattem tussen de aansluiting vanaf het station tot aan het paleis gebruik van de zogenaamde Koningslijn. In 1948 maakt Koningin Wilhelmina voor het laatst gebruik van de spoorlijn. De verbinding naar het paleis is in 1954 officieel opgeheven. Hierna zijn de rails bij het paleis en de westelijke verbindingsboog naar de Oosterspoorweg verwijderd. In januari 2019 is in Apeldoorn een monument ter herinnering aan de Koningslijn aangelegd.

Materieelinzet

Na de oorlog zet NS in enkele doorgaande treinen van en naar Amsterdam, Rotterdam en Den Haag DE-5 treinstellen in. De overige doorgaande treinen rijden met stoomtractie. Na de elektrificatie van de spoorlijn Amersfoort – Apeldoorn rijden vrijwel alle doorgaande treinen met de nieuwe elektrische locomotieven en rijtuigen. In 1960 versnelt NS de doorgaande treindienst tussen Den Haag/Rotterdam en Enschede door de inzet van elektrisch stroomlijnmaterieel. De treinen tussen Amsterdam en Twente/Duitsland blijven met getrokken materieel rijden. Na de invoering van het Intercity-concept bij Spoorslag ’70 rijden de binnenlandse intercity’s tussen Den Haag/Rotterdam en Twente planmatig alleen nog met Materieel ’54. De treinen van en naar Amsterdam rijden met Plan E en Plan W rijtuigen. In 1985 en 1986 neemt het Intercitymaterieel de diensten van het Materieel ’54 over. Vrijgekomen Materieel ’54 schuift door naar treinen tussen Amsterdam en Enschede. In de resterende getrokken treinen worden de Plan E rijtuigen vervangen door de nieuwe Intercityrijtuigen. In 1990 rijdt nog één dienst tussen Amsterdam en Enschede met getrokken materieel. Het Intercitymaterieel wordt inmiddels in twee diensten ingezet. De resterende treinen rijden nog altijd met Materieel ’54. Bij het ingaan van de winterdienst 1994/1995 rijden alle treinen tussen de Randstad en Enschede met Intercitymaterieel.

In de nieuwe intercitydienst tussen Amsterdam en Amersfoort, in de spits doorrijdend naar Deventer, zet NS speciaal gehuurde ICL-rijtuigen in. De rijtuigen gaan in de eerste helft van 2009 alweer terzijde waarna NS Intercitymaterieel op de verbinding inzet. De treinstellen worden in 2011 vervangen door het Dubbeldeks Interregiomaterieel. Wanneer de treinen van en naar Enkhuizen gaan rijden, zet NS beide materieelsoorten op de verbinding in.

Speciaal voor de inzet op de te elektrificeren Gooilijnen ontwikkelt NS eind jaren ’30 het Materieel ’40. Door de Tweede Wereldoorlog en de invloed ervan op de ontwikkelingen op het spoorwegnet, komt na de oorlog uiteindelijk het Blokkendoosmaterieel in de stoptreindiensten tussen Amsterdam, Amersfoort en Utrecht te rijden. In 1949 neemt het Materieel ’36 het grootste deel van de diensten over van het Materieel ’24. De laatste Blokkendozen verdwijnen pas in 1959 van de verbinding. In 1964 komen de eerste treinstellen van het Materieel ’64 op de Gooilijn te rijden. Eind jaren ’60 verschijnt ook het Materieel ’40 op de verbinding. De treinstellen vervangen samen met het Materieel ’46 het Materieel ’36 in de stoptreindiensten. In 1969 neemt het Materieel ’64 de resterende stoptreindiensten in Het Gooi over.

Voor de Tweede Wereldoorlog laat NS voor elke etappe van de elektrificatie van het spoorwegnet een bijpassende trein bouwen. In eerste instantie worden  Blokkendoosstammen in vaste samenstellingen gevormd, vanaf de jaren ’30 worden worden treinstellen ontwikkeld. Voor de elektrificatie van de Gooilijn bestelt NS het Materieel ’40. Het zogenaamde Gooimaterieel bestaat uit twee- en vijfwagenstellen, grotendeels gebaseerd om het Materieel ’36. De vijfwagenstellen onderscheiden zich echter door een luxe eerste klasse afdeling met onder andere klaptafels en leeslampjes, een ruime restauratie met keuken en een grote bagage-afdeling voor het verwachtte vervoer van fietsen. Door de oorlog is het materieel nooit vast op de Gooilijn ingezet.

Op de foto boven dit artikel zijn ICM-treinstellen 4033 en 4213 op 9 mei 2020 bij Assel onderweg als Intercity van Den Haag Centraal naar Enschede.