In juni 1874 neemt de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij de Oosterspoorweg tussen Amsterdam en Amersfoort in gebruik. Langs de lijn komt een aantal opvallend grote stationsgebouwen. Naarden-Bussum en Weesp krijgen een gebouw van hetzelfde ontwerp. Voor de HSM redelijk bijzonder aangezien de spoorwegmaatschappij in tegenstelling tot de andere Nederlandse spoorwegmaatschappijen slechts drie keer twee stationsgebouwen van hetzelfde ontwerp laat neerzetten. Het hoge gebouw heeft een redelijk breed middendeel met aan beide zijden een iets naar voren staand eindgebouw. Het symmetrische gebouw biedt ruimte aan de verschillende stationsvoorzieningen waaronder een grote restauratie. Bovendien bevinden zich in het stationsgebouw maar liefst drie woningen voor spoorwegpersoneel. Aan de perrongevel en de rechter zijgevel komt een perronkap. Het station komt buiten de vesting van Naarden, binnen de gemeentegrenzen van Bussum.
De komst van het station zorgt met name voor Bussum, net als in de andere plaatsen langs de spoorlijn, voor een enorme toename van de bevolking. Rondom het station komen niet alleen diverse villawijken, maar ook verschillende bedrijven. Bovendien is het station in 1883 met de tramlijn naar Huizen aangesloten op het tramnet in Het Gooi. Om het snel groeiende aantal reizigers op te vangen, is het stationsgebouw van Naarden-Bussum in 1914 gesloopt om plaats te maken voor grotere nieuwbouw. Door de materiaalschaarste die in de Eerste Wereldoorlog ontstaat, loopt de bouw van het stationsgebouw veel vertraging op. De reizigers zijn ruim tien jaar aangewezen op een eenvoudig tijdelijk ontvangstgebouw. In 1917 zijn de nieuwe perrontunnel en het eilandperron met twee grote perrongebouwen met diverse dienst- en wachtruimten gereed. Het brede perron is voor een groot deel voorzien van een ijzeren overkapping.
In 1926 is ook het nieuwe moderne stationsgebouw gereed. Het strakke asymmetrische gebouw heeft bouwdelen in verschillende hoogtes en uitsluitend platte daken. Ook de diverse aanbouwen zijn in dezelfde stijl uitgevoerd. Terwijl de lange lage linker zijvleugel met fietsenstalling tegen het zijperron is aangebouwd, is de hogerre rechtervleugel die voornamelijk als goederenloods in gebruik is, om het toenmalige tramstation gesitueerd. Hierdoor krijgt het gebouw een Z-vormige plattegrond. Het bakstenen gebouw kent uitsluitend rechte vormen en geen enkele gebogen lijn. In plaats van een halfrond venster dat decennialang de ingangen van de grotere stationsgebouwen markeert, krijgt Naarden-Bussum een groot vierkant venster met 36 vierkante ruitjes. Rond de ramen en deuren en de verschillende hoeken zijn afwijkende metselverbanden toegepast. Vooral in de hoge stationshal is veel aandacht aan de aankleding besteed door het toepassen van siermetselwerk, glas-in-loodramen en TL-armaturen.
Zowel het stationsgebouw als de perrongebouwen en het lommerijke stationsplein zijn zoveel mogelijk in de oorspronkelijke toestand behouden. Uiteraard is het interieur regelmatig aangepast en verhuist de fietsenstalling van de linker- naar de rechtervleugel. Na het opbreken van de tramsporen in 1958 blijven de perrons en overkapping bewaard. Later is de ruimte tussen de perrons opgehoogd en betegeld om ook hier fietsen te kunnen stallen. In 2004 is de fietsenstalling voorzien van een extra overkapping.
In de zomer van 2019 is het emplacement van Naarden-Bussum zodanig gesaneerd dat slechts twee sporen overblijven en het brede eilandperron een zijperron wordt. In de maanden na het weghalen van de sporen krijgt het station ook aan de zijde van dit perron een toegang.
Op de foto boven dit artikel de voorzijde van het stationsgebouw van Naarden-Bussum op 27 mei 2017.