Al in 1843 neemt de NRS ten noorden van het Utrechtse station aan de Rhijnspoorweg een eerste werkplaats in gebruik. Twintig jaar later opent ook de NCS hier een werkplaats. Beide werkplaatsen zijn later samengevoegd en flink uitgebreid. Ten noorden van het terrein komt bovendien een bovenbouwwerkplaats. Vanaf de jaren 1980 begint de gedeeltelijke afbraak van het terrein. Pas in 2016 verdwijnen de laatste onderdelen van ‘de spoorwegen’ en start de herontwikkeling van het terrein als ‘Wisselspoor’. Aan de andere zijde van de Rhijnspoorweg is intussen van 1912 tot 1983 Werkspoor actief. De fabrikant levert lange tijd onder andere een groot deel van het Nederlandse spoorwegmaterieel. Het terrein is vanaf 2012 als Werkspoorkwartier opnieuw ontwikkelt en kent, net als het naastgelegen Wisselspoor, diverse referenties aan de spoorse geschiedenis.
In 1843 neemt de NRS aan de oostzijde van de Rhijnspoorweg, ten noorden van het station in Utrecht, een werkplaats in gebruik. Twintig jaar later neemt de NCS de Centraalspoorweg naar Amersfoort in gebruik. Waar beide lijnen samenkomen, bouwt de spoorwegmaatschappij aan de nabijgelegen 2e Daalsedijk ook een eigen werkplaats. De daaropvolgende decennia zijn verschillende gebouwen aan beide werkplaatsterreinen toegevoegd.
Nadat de NRS opgaat in de Staatsspoorwegen groeit de werkplaats van de NRS rond de eeuwwisseling uit tot één van de Centrale Werkplaatsen van de spoorwegmaatschappij. Alle Centrale Werkplaatsen krijgen een eigen specialisatie. Zo ligt de focus in Utrecht op rijtuigen en wagons. De werkplaats is in 1891 pal langs de Rhijnspoorweg uitgebreid met een nieuwe reparatieloods, later bekend als het Herstelpunt Tractie & Materieel Utrecht. Een jaar later nemen de Staatsspoorwegen een nieuwe wagenmakerij in gebruik. De rechthoekige bakstenen hal met een zaagtanddak heeft een voorgevel dertien grote boogramen. De achtergevel telt net zoveel poorten waardoor jarenlang de sporen naar binnen lopen. Aan de westzijde bevindt zich een bouwdeel met kantoorruimte en de fabriek waar de zittingen worden gemaakt. In 1908 is achter het gebouw een tweede wagenmakerij in gebruik genomen.
Naast gebouwen voor het onderhoud en de bouw van treinen krijgt ook de Bovenbouwwerkplaats van de Staatsspoorwegen een onderkomen in Utrecht. De nieuwe werkplaats uit 1905 en de werkplaatsen van spoorwegmaterieel worden gescheiden door de Concordiastraat. In de nieuwe werkplaats worden onder andere wissels gemaakt. Ook komt dat jaar een Telegraafwerkplaats op het terrein.
Na de oprichting van de Belangengemeenschap Nederlandsche Spoorwegen in 1916 zijn de werkplaatsen van de SS en NCS samengevoegd. Eind jaren 1930 besluit NS de werkplaats in te richten voor dieselmaterieel. Hiervoor is in 1939 tussen de vijf jaar eerder verhoogde reparatieloods en de Wagenmakerijen een speciale dieselloods in gebruik genomen. Twaalf jaar later degradeert de werkplaats in Utrecht naar Lijnwerkplaats. Hierbij sluit de wagenwerkplaats. In mei 1974 zijn de laatste diesellijnen in Noord-Holland geëlektrificeerd en is, buiten de Betuwelijn, geen dieselmaterieel rond Utrecht actief. Die maand sluit de lijnwerkplaats de deuren.
Met het verdwijnen van de verschillende functies krijgen de gebouwen in de loop der jaren nieuwe functies. Zo komt het Algemeen Magazijn Utrecht in de oude wagenwerkplaats. Ook het Bureau Gevonden Voorwerpen krijgt een plek op het terrein. Ook de afdeling Elektrificatie van het Spoorwegbouwbedrijf neemt een deel van het terrein in gebruik. Later wordt de afdeling bekend onder de naam ElectroRail.
In de jaren 1980 is het emplacement van Utrecht Centraal uitgebreid. Hiervoor verhuizen de opstelsporen en het opstelterrein van Electrorail naar de plek van voormalige werkplaatsgebouwen. Niet veel later verlaat het bedrijf het terrein. In 2003 verruilt het Wisselbouw Bedrijf Nederland de Bovenbouwwerkplaats voor een locatie bij Crailoo. Diezelfde periode verhuist Electrorail naar Nieuwegein. In 2016 verlaten de laatste onderdelen van NS het terrein en komt na 173 een eind aan de aanwezigheid van ‘de Spoorwegen’ tussen de Rhijnspoorweg en de 2e Daalsedijk.
Hoewel een groot aantal gebouwen gesloopt is, zijn er nog verschillende herinneringen aan de spoorse geschiedenis te vinden:
Na het vertrek van ‘de Spoorwegen’ start de herontwikkeling van het omvangrijke terrein tussen de Rhijnspoorweg en de 2e Daalsedijk. Zo krijgen de bewaarde gebouwen nieuwe functies en worden open terreinen onder andere opgevuld met woningbouw. De straatnamen verwijzen naar de spoorse geschiedenis van het gebied. Het plangebied krijgt de naam Wisselspoor. Naast de verwijzing naar de Bovenbouwwerkplaats, refereert de naam ook naar het Werkspoorterrein aan de andere zijde van de Rhijnspoorweg.
De meest zuidelijke hal aan de 2e Daalsdijk zijn de restanten van de NCS-werkplaats uit 1887 aan te treffen. Hoewel de buitenmuren en het dak van later datum zijn, zijn de binnenmuren nog origineel. Het gebouw biedt onderdak aan een sportschool en een rijschool.
Van de grote werkplaatsen voor spoorwegmaterieel blijven de eerste Wagenmakerij uit 1892 en de één jaar oudere HTMU-loods bewaard. De tweede Wagenmakerij uit 1908 en de dieselloods uit 1939 zijn rond 2012 gesloopt. Terwijl de HTMU-loods op een opknapbeurt wacht, biedt de Wagenmakerij na een opknapbeurt sinds 2017 ruimte aan diverse ondernemers.
De Bovenbouwwerkplaats uit 1905 blijft, samen met de aangebouwde smederij en ketelhuis, voor een groot deel in originele staat bewaard. Ook de Telegraafwerkplaats uit hetzelfde bouwjaar blijft behouden.
Werkspoor
Niet opgericht door de spoorwegmaatschappijen, maar wel van groot belang voor de Nederlandse spoorweggeschiedenis zijn de fabrieken aan de andere zijde van Rhijnspoorweg. De voorloper van de fabrikant start in 1827 in Amsterdam als Fabriek van Stoom- en Andere Werktuigen. Het bedrijf levert machines voor diverse fabrieken en de scheepvaart. De snelle uitbreiding van het Nederlandse spoorwegnet zorgt ervoor dat de fabrikant vanaf 1860 ook spoorwegmaterieel en bruggen gaat bouwen. Zo is de eerste Moerdijkbrug door de fabrikant geconstrueerd. Na financiële problemen gaat het bedrijf in 1891 met behulp van machinefabriek Stork verder onder de naam Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, in de volksmond al snel afgekort tot Werkspoor.
Om de productie uit te breiden, koopt Werkspoor in 1912 in de toenmalige gemeente Zuilen een terrein van dertig hectare tussen de Rhijnspoorweg en het Merwedekanaal. Op het terrein komen diverse fabrieksgebouwen en werven. Niet veel later start Werkspoor Utrecht met de productie van treinen, bruggen en andere ijzerconstructies. Later is het assortiment onder andere uitgebreid met trams en bussen. Na de Tweede Wereldoorlog specialiseert Werkspoor zich ook in industriële installatietechniek en apparatenbouw.
Eind jaren 1960 krijgt Werkspoor te maken met toenemende concurrentie van goedkoper producerende landen. In 1972 sluit de afdeling voor het rollend materieel. Vijf jaar later volgt de ijzergieterij en in 1983 stopt ook de afdeling apparatenbouw.
Al in de periode 1975-1985 richt de gemeente Utrecht het terrein van de Werkspoorfabrieken opnieuw in met een nieuw stratenplan en kavels voor bedrijven. In 2012 presenteert de gemeenteraad een nieuwe ontwikkelingsvisie voor het terrein dat hierbij de naam Werkspoorkwartier krijgt. Hierbij is meer ruimte voor creatieve bedrijvigheid. De voormalige apparatenfabriek uit 1960 is hierbij omgetoverd tot evenementenlocatie Werkspoorkathedraal. Achter het gebouw bevindt zich het Werkspoorcafé.
De 175 meter lange hal voor machinale ijzerbewerking uit 1915, vernieuwd in 1960, krijgt de naam Werkspoorfabriek en biedt onder andere onderdak aan tientallen creatieve makers. Andere bewaarde gebouwen van de voormalige Werkspoorfabriek zijn: Het voormalige transformatorgebouw uit 1913. Het Ontspanningsgebouw uit 1939 dat inmiddels is omgedoopt tot Feestzaal Cartesius en het Constructiebureau uit 1964 dat verdergaat als Vlampijpateliers. Ook de insteekhaven met brug naar het Amsterdam-Rijnkanaal blijft bewaard.
De naam Werkspoor is onlosmakend met de Nederlandse spoorweggeschiedenis verbonden. Zo zijn diverse bruggen door de fabrikant gebouwd. Ook veel rollend materieel van diverse binnen- en buitenlandse spoorwegmaatschappijen en onder andere de Staatsmijnen is lange tijd afkomstig van Werkspoor. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de orders voor NS-materieel vaak verdeeld over verschillende Nederlandse fabrikanten. Rond 1967 heeft Werkspoor zoveel orders dat de fabricage van de Plan V-treinstellen wordt uitbesteed aan het Duitse Düwag. Enkele jaren later is van de grote vraag geen sprake meer en is de fabrikant genoodzaakt de productie van spoorwegmaterieel te staken. In 1972 is Plan V-treinstel 840 het laatste dat door Werkspoor is afgeleverd.
NS-materieel door Werkspoor geleverd:
- Dieselelektrische locomotoren 201-280, 306-365
- Diesellocomotieven series 400, 450 en 2600
- Elektrische locomotieven serie 1000, samen met SLM/Oerlikon en 1200, samen met Baldwin/Westinghouse
- Motorpostrijtuigen
- Elektrische treinstellen Materieel ’46, samen met Allan en Beijnes, Materieel ’54, samen met Allan en Beijnes, Benelux-treinstellen Mat. ’57, samen met ACEC en SEM, Plan T en Plan V tot en met 1972
- Dieseltreinstellen Plan X, samen met Allan en Beijnes, Nederlands-Zwitserse TEE-treinstellen, samen met SBB en Plan U.
- Rijtuigen: Plan D, samen met Beijnes, Plan E, samen met Beijnes, Plan N en Plan W
Meer informatie over beide gebieden op:
Op de foto boven dit artikel een deel van de Bovenbouwwerkplaats en de nieuwbouw die hier bovenop is geplaatst. Utrecht, 29 september 2024.