Om ruimte te bieden aan het groeiende treinverkeer rond Nijmegen is in de jaren ’80 van de negentiende eeuw in het glooiende landschap ten zuiden van het station een sleuf van 800 bij 200 meter gegraven. De ingraving biedt ruimte aan rangeer- en opstelsporen, een goederenstation en diverse dienstgebouwen. De inrichting van ‘de spoorkuil’ verandert in de loop der tijd analoog met de ontwikkelingen op het spoorwegnet. Na de eeuwwisseling resteert aan de westzijde van de spoorkuil een modern opstelterrein. In het midden liggen naast de Maaslijn een busbaan en een fietspad. Aan de oostzijde resteert een open terrein met de karakteristieke CVL-post als stille getuige van de wederopbouwarchitectuur.

Met de komst van de staatslijn uit Arnhem is Nijmegen in 1879 als laatste grote stad op het Nederlandse spoorwegnet aangesloten. Datzelfde jaar is de dan alweer veertien jaar oude spoorlijn naar het Duitse Kleve naar het nieuwe station verlegd en komt de ontwikkeling van Nijmegen als spoorwegknooppunt eindelijk op gang. De daaropvolgende jaren volgen nieuwe lijnen naar Tilburg en Venlo. Ter hoogte van het station komt het uitgebreide emplacement van de Staatsspoorwegen met onder andere een goederenstation, verschillende dienstgebouwen en een halfronde locomotiefloods. De NZOS, die de eerste jaren de lijn naar Tilburg exploiteert, legt even ten zuiden van het viaduct van de Graafseweg een klein emplacement aan.

De HSM krijgt enkele jaren later de exploitatie van de lijn naar Kleve in handen. Hierna gaan ook rechtstreekse treinen tussen Amsterdam en Duitsland over de verbinding rijden. Om meer ruimte voor het groeiende spoorwegbedrijf te creëren, is de ingraving van de parallel liggende lijnen naar Venlo en Kleve ten zuiden van het viaduct van de Graafseweg over een lengte van bijna een kilometer aan beide zijden verbreed tot een 200 meter brede sleuf. Aan de westzijde van de spoorlijnen komen enkele opstelsporen en een locomotiefloods, aan de oostzijde komt het goederenstation met rangeerterrein. In de loop der jaren is ‘de spoorkuil’ steeds verder opgevuld. De eerste decennia van de twintigste eeuw is bovendien het open terrein rond de ingraving volledig omgrensd door de bebouwing van de groeiende stad.

De toenemende concurrentie van de auto tijdens de wederopbouwperiode zorgt ervoor dat NS in rap tempo moderniseert. Zo wordt al in 1958 afscheid genomen van de laatste stoomlocomotief. Dit betekent ook het einde voor de locomotiefloods in de Nijmeegse spoorkuil. Ook wordt de bedrijfsvoering steeds efficiënter ingericht en worden frequenties verhoogd. Om het steeds drukkere treinverkeer in goede banen te leiden, voert NS de Centrale Verkeersleiding in. Voortaan wordt het treinenverloop op een bepaald baanvak vanaf één centrale locatie geregeld. Het baanvak Nijmegen – Blerick is als eerste volledig met het nieuwe systeem uitgerust. Op het goederenemplacement aan de oostkant van de spoorkuil komt in 1960 de eerste speciaal voor de CVL gebouwde post van waaruit de seinen en wissels van het traject worden bediend.

De volgende efficiencyslag halverwege de jaren zeventig zorgt er echter alweer voor dat het complete spoorwegnet nog maar vanuit enkele grote centrale posten wordt bediend. Een groot aantal bemande posten is hierdoor overbodig. In 1976 is de verkeersleiding van het rayon Nijmegen ondergebracht in Arnhem. De Nijmeegse CVL-post is vanaf dat moment onbemand. De installaties in de relaiskamer zijn echter nog altijd in bedrijf. De saneringen in het goederenvervoer in zorgen er drie jaar eerder al voor dat NS het Nijmeegse goederenemplacement in de spoorkuil sluit. Halverwege de jaren ’70 zijn de meeste sporen opgebroken en blijft het onbemande seinhuis op een kale vlakte staan. De westzijde van het emplacement is dan nog altijd in gebruik als opstelterrein. Bovendien komt hier in 1975 een overslagstation van de VAM. Deze locatie is slechts tien jaar in gebruik.

Na de eeuwwisseling is het opstelterrein aan de westzijde van de spoorkuil gemoderniseerd. Een deel van de ingraving is intussen ingericht als wandelgebied. Aan de oostzijde is in 2002 de busbaan naar Heijendaal in gebruik genomen. Later volgt parallel aan de busbaan een breed fietspad. Hiermee is het voormalige rangeerterrein definitief afgescheiden van de spoorlijn. Op het terrein zijn onder andere een voetbalveld en een hondenuitlaatveld aangelegd. Intussen zijn er regelmatig plannen om de voormalige CVL-post weer op te knappen. Zeker nu de andere gebouwen van hetzelfde type inmiddels zijn gesloopt.

Op de foto boven dit artikel: Het karakteristieke seinhuis in de spoorkuil van Nijmegen op 12 oktober 2020.

Het seinhuis in de Nijmeegse spoorkuil is een ontwerp van K. van der Gaast en verschijnt min of meer als standaardontwerp ook in Dordrecht, Woerden en Gouda . Het rechthoekige gebouw kent een ondergrondse en een bovengrondse bouwlaag. Op de gesloten onderbouw staat een achthoekige, paddenstoelvormige opbouw met tentdak met groot overstek zodat die tevens als luifel fungeert. De seinkamer krijgt aan vijf zijden ramen met uitzicht over het naastgelegen rangeerterrein. Het gebouw kent een typische naoorlogse bouwstijl van een sobere strakke vormen en de materiaalkeuze voor gewapend beton en baksteen. Door de indeling van een lage onderbouw met aan een zijde een trappenhuis met daar bovenop de seinkamer oogt het bouwwerk als een sfinx.