Met het oog op de volgende etappe van de elektrificatie van het Nederlandse spoorwegnet bestelt NS in december 1939 in navolging van het Materieel ’36 opnieuw een reeks elektrisch stroomlijnmaterieel. De serie Materieel ’40 bestaat uit 25 vijfwagenstellen en 15 tweewagenstellen. De vijfwagenstellen en twaalf tweewagenstellen tijdens de Tweede Wereldoorlog kortstondig in dienst. Bij de meeste tweewagenstellen ontbreken zelfs de motoren. Na herstel van de oorlogsschade komen uiteindelijk 29 treinstellen weer in dienst. Het materieel degradeert al snel tot het spitsvervoer en de laatste tweewagenstellen gaan al in 1970 terzijde. De laatste vijfwagenstellen volgen twee jaar later.

Met het oog op de elektrificatie van de Gooilijnen Amsterdam – Amersfoort, Utrecht – Amersfoort en Utrecht – Hilversum bestelt NS in december 1939 25 vijfwagenstellen en 15 tweewagenstellen van het type Materieel ’40. De vijfwagenstellen krijgen de nummers 801-825 en worden tussen 1942 en 1944 in dienst gesteld. Ook twaalf van de vijftien tweewagenstellen uit de serie 301-315 zijn deze periode afgeleverd. Treinstellen 313 en 314 zijn in 1943 wel gereed maar worden niet meer in dienst gesteld. De 315 is pas in november 1945 afgeleverd. Alle treinstellen krijgen de olijfgroene kleurstelling met rode accenten. In de jaren ’60 maakt de kleurstelling plaats voor de lichtgroene variant met zandgele snor.

VIJFWAGENSTELLEN

De vijfwagenstellen zijn ontworpen voor een topsnelheid van 140 km/h en vertonen grote gelijkenis met de in 1940 gebouwde Dieselvijven. De kop loopt, net als bij de dieseltreinstellen, meer taps toe dan bij het oudere stroomlijnmaterieel. Ook zijn grotere en vooral hogere frontramen toegepast. De lange treinstellen bieden 268 zitplaatsen in de derde klasse, 27 in de tweede klasse en 28 in de eerste klasse. De stellen hebben net als hun dieselelektrische soortgenoten een zeer grote bagageruimte, een keuken en een restauratieafdeling.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakt een aantal treinstellen onherstelbaar beschadigd. Ook zijn diverse rijtuigen naar Duitsland afgevoerd. Na de oorlog zijn de bruikbare rijtuigen hersteld en weer tot volledige treinstellen geformeerd. In 1945 komt alleen de 808 weer in dienst. In de twee daaropvolgende jaren volgen nog dertien stellen. In 1951 komen opnieuw drie stellen in dienst. NS nummert de zeventien stellen dat jaar in de aaneengesloten serie 801-817. In 1953 zijn nog twee vijfwagenstellen geformeerd. Beide stellen krijgen een kopbak van een tweewagenstel. De afwijkende treinstellen krijgen de nummers 831 en 832. Met zes overgebleven rijtuigen zijn twee dieselvijven gecompleteerd.

In 1965 is het eerste treinstel afgevoerd voor de sloop. Met het oog op de sterk uitgebreide dienstregeling bij het ingaan van Spoorslag ’70 krijgen tien stellen enkele jaren later nog een opknapbeurt. Met de komst van de eerste Plan V-treinstellen van de reeks 801-965 zijn de overgebleven vijfwagenstellen vanaf oktober 1970 vernummerd in de serie 1800. In 1972 gaan de laatste treinstellen alsnog terzijde.

TWEEWAGENSTELLEN

De tweewagenstellen zijn na de vijfwagenstellen gebouwd. Doordat de indeling van beide rijtuigen vrijwel gelijk is aan de kopbakken van de vijfwagenstellen, hebben de treinstellen relatief grote bagageruimtes. Dit sluit aan op het verwachte fietsvervoer op de Gooilijnen en het visvervoer vanuit Scheveningen en IJmuiden. De tweede (later eerste) klasse afdeling is met 48 zitplaatsen tegen 80 in de derde klasse relatief groot. De stellen zijn dan ook voornamelijk als versterkingsmaterieel bedoeld. Door materiaalschaarste zijn bij de bouw diverse beperkingen in het materiaalgebruik toegepast. Tijdens de oorlog komen de 301-312 in dienst. Alleen de 301, 302 en 310 zijn hierbij voorzien van motoren. De andere negen stellen rijden als zogenaamde ‘zweefvliegtuigen’ als versterking in andere treinen mee. Ter onderscheid van de gemotoriseerde stellen zijn de frontruiten wit geschilderd. Treinstellen 313 en 314 zijn tijdens de oorlog wel gereed maar worden niet meer in dienst gesteld. Tijdens de oorlog is een groot aantal stellen naar Duitsland afgevoerd. In 1945 komt de 308 als eerste weer in dienst. De nieuwe 315 is in november dat jaar gereed. Het jaar daarna zijn de 302 en 311 weer bedrijfsvaardig. Hierna duurt het nog tot begin jaren ’50 wanneer van de overgebleven rijtuigbakken nog zes tweewagenstellen worden geformeerd. De 314 komt in 1953, maar liefst tien jaar na de bouw van het treinstel, voor het eerst in dienst. De stellen zijn hierna in de aaneengesloten reeks 301-310 vernummerd.

De tien tweewagentreinstellen gaan tussen 1967 en 1970 alweer terzijde. De 308 en 309 rijden nog enkele weken als posttrein ter vervanging van een Motorpost. Hiervoor is een deel van het interieur verwijderd. Enkele tweewagenstellen dienen enige tijd als onderdelenleverancier voor de vijfwagenstellen die het enkele jaren langer volhouden. Van het elektrische Materieel ’40 blijft uiteindelijk, net als van hun dieselelektrische soortgenoten, niets bewaard.

INZET

Omdat de Gooilijnen slechts gedeeltelijk zijn geëlektrificeerd, gaan de 25 vijfwagenstellen tijdens de Tweede Wereldoorlog voornamelijk op het Middennet rijden. Ook zet NS ze op de geëlektrificeerde Gooilijnen Utrecht – Hilversum en Utrecht – Amersfoort in. De stellen die na de oorlog weer inzetbaar zijn, gaan voornamelijk op de Oude Lijn en de Hoekse Lijn rijden. Ook rijden de stellen tussen Amsterdam en Alkmaar, later Den Helder. Het inzetgebied van de vijfwagenstellen blijft bijna twintig jaar ongewijzigd. Wel wordt de inzet steeds meer beperkt tot de spitsdiensten. De diensten op de Oude Lijn kennen uitschieters naar Vlissingen, Eindhoven en Venlo. Daarnaast rijden de stellen enkele jaren een enkele dienst tussen Leiden en Utrecht en op het traject Amsterdam – Arnhem – Zutphen/Nijmegen. Naast de reguliere diensten rijden ze ook de supporterstreinen naar het Feijenoordstadion en extra strandtreinen naar Hoek van Holland en Zandvoort.

Hoewel de tweewagenstellen oorspronkelijk als versterking van de vijfwagenstellen zijn bedoeld, komen ze na de oorlog in vaste dienst op de Hofpleinlijn. Hier blijven de stellen tot hun buitendienststelling rijden. Het materieel rijdt in mindere mate ook treindiensten naar IJmuiden en Hoek van Holland en als versterking op de Oude Lijn.