Na de Tweede Wereldoorlog bestelt NS voor het eerst een serie elektrische locomotieven. De tien locs uit de serie 1000 zijn oorspronkelijk bedoeld voor de reizigersdienst en hebben een maximum snelheid van 135 km/u. In 1955 wordt de maximum snelheid teruggebracht naar 100 km/u en zet NS de locs vrijwel alleen nog in de goederendienst in. In 1982 gaat het laatste exemplaar buiten dienst. Negen locs zijn gesloopt. Stibans bewaart de 1010. Later is de loc opgenomen in de collectie van het Spoorwegmuseum.
De eerste serieuze plannen voor de aanschaf van elektrische locomotieven ontstaan bij NS pas wanneer eind jaren ’30 zo’n 500 kilometer spoor is geëlektrificeerd. De dienst wordt op deze trajecten uitgemaakt door elektrische motorrijtuigen en -treinstellen. Internationale sneltreinen en goederentreinen worden nog altijd met stoomtractie gereden. Met name op de drukbereden Oude Lijn kan de inzet van elektrische locomotieven deze treinen aanzienlijk versnellen. Met het oog op de elektrificatie van de spoorlijn Dordrecht – Roosendaal – Antwerpen en de trajecten tussen Eindhoven en Zuid-Limburg besluit NS nog voor de Tweede Wereldoorlog een serie universele locomotieven te ontwikkelen. De locomotieven kunnen overdag internationale sneltreinen en ‘s-nachts goederentreinen rijden. Tijdens de oorlog is het ontwerp van de locomotieven nog regelmatig gewijzigd. In mei 1946 bestelt NS de serie van tien locomotieven. De 1001 arriveert in april 1948 vanuit Zwitserland in Nederland. Ook de 1002 en 1003 worden door SLM Winterthur en Oerlikon in Zwitserland gebouwd en komen ook in het voorjaar van 1948 in Nederland aan. Werkspoor bouwt in Amsterdam en Utrecht de 1004-1010. Vanwege de geplande inzet in de reizigersdienst hebben de locomotieven een maximum snelheid van 135 km/u. NS zet de locs vervolgens drie jaar lang zowel in het reizigers- als het goederenvervoer in. De tien locomotieven zijn aanvankelijk donkergroen maar worden in 1954, net als de volgende series elektrische locomotieven, blauw geschilderd.
Het ontwerp van de serie 1000 is al bij de bestelling gedateerd. Daarnaast kampen de locs regelmatig met defecten en kennen ze slechte rijeigenschappen. NS heeft zelfs plannen om de in het hoofdframe gemonteerde drijfassen en loopassen te vervangen door twee drieassige draaistellen. Wanneer eind 1952 voldoende moderne locomotieven van de series 1100, 1200 en 1300 beschikbaar zijn, wordt de serie 1000 gedegradeerd tot goederenlocomotief. De maximumsnelheid is hierbij teruggebracht naar 100 km/u.
De 1006 raakt in 1961 bij een ongeval onherstelbaar beschadigd en wordt gesloopt. De 1002 is in 1975 als onderdelenleverancier terzijde gesteld. Nadat de loc ontdaan is van bruikbare onderdelen, is deze gesloopt. De komst van de eerste locomotieven uit de serie 1600 zorgt ervoor dat in 1981 de 1004 en 1008 terzijde gaan. In april 1982 volgen de overgebleven exemplaren. In de laatste maanden van dat jaar worden de locomotieven gesloopt. Wanneer blijkt dat het Spoorwegmuseum geen belangstelling heeft voor de eerste reeks elektrische locomotieven van NS, start de speciaal voor dit doel opgerichte stichting Stibans een inzamelingsactie om alsnog een 1000 te behouden. Uiteindelijk lukt het om de 1010 te ‘redden’. De locomotief staat al sinds 1990 in het Spoorwegmuseum. In 2009 neemt het museum de 1010 officieel over van Stibans.
Inzet
NS zet de eerste twee locomotieven uit de serie vanaf mei 1948 vanuit Utrecht in. Ze rijden met name snel- en goederentreinen tussen Utrecht en Eindhoven. Ook zijn ze te zien in sneltreinen tussen Den Haag, Rotterdam en Arnhem. Enkele maanden later verhuizen de locs naar Amsterdam en gaan ze voornamelijk de sneltreinen Amsterdam – Eindhoven rijden. ‘s-Nachts rijden ze voornamelijk kolentreinen op hetzelfde traject. Het inzetgebied breidt verder uit naarmate meer locs in dienst komen. Zo zijn ze met boottreinen in Hoek van Holland te zien en rijden ze cokestreinen ten behoeve van de Hoogovens naar Beverwijk. In mei 1949 zijn alle locs inzetbaar en is het traject Eindhoven – Maastricht/Heerlen elektrisch berijdbaar. De locomotieven worden zeer intensief ingezet. Zo rijden ze alle sneltreinen op het traject Amsterdam – Maastricht/Heerlen en in de nachtelijke uren kolen- en cokestreinen tussen Limburg en Amsterdam. Bovendien rijden ze een half jaar lang zowel de stop- als sneltreinen tussen Amsterdam en Arnhem.
In de zomer van 1952 zijn bijna alle locomotieven uit de reizigersdienst verdreven door de nieuwe locs uit de series 1100, 1200 en 1300. De laatste reizigerstreinen zijn enkele sneltreinen tussen Utrecht en Den Haag/Rotterdam en enkele internationale sneltreinen van Hoek van Holland naar Eindhoven en Oldenzaal. Met het ingaan van de winterdienst dat jaar is de serie 1000 definitief gedegradeerd tot goederenloc. Doordat een groot deel van het spoorwegnet inmiddels elektrisch berijdbaar is en de locomotieven uit de serie 1300 de zwaarste goederentreinen rijden, zijn de tien locs in het hele land te zien.
De onderhoudsgevoelige locs worden vanaf de winterdienst 1975/1976 planmatig alleen nog ingezet op de trajecten Rotterdam – Vlissingen, Rotterdam – Venlo/Maastricht en in het bietenvervoer in de zuidelijke provincies. In de winterdienst 1977/1978 gaan de locs naast goederentreinen ook weer enkele reizigerstreinen, met name vakantietreinen tussen Den Haag en Venlo, rijden. In januari 1982 zijn de laatste locs niet meer in de dienstregeling opgenomen. Tot 19 april dat jaar rijden ze enkel nog invaldiensten.
Wanneer blijkt dat het Spoorwegmuseum geen belangstelling heeft, koopt Stibans na een inzamelingsactie in mei 1982 E-loc 1010 als laatste vertegenwoordiger van de eerste tien elektrische locomotieven van NS. Voorwaarde van NS is dan nog dat de loc niet meer op NS-sporen mag komen. Een paar jaar later wil NS de 1010 echter een rol geven bij het 150-jarig bestaan van de spoorwegen in Nederland. De locomotief is hierna van de tijdelijke en op te breken standplaats in Amsterdam voor een schilderbeurt overgebracht naar Roosendaal. In de zomer van 1989 is de loc op de jubileumtentoonstelling in Utrecht te zien. Na afloop gaat de loc voor een verdere opknapbeurt naar Tilburg om daarna in 1990 alsnog als statisch object een plek te krijgen in het Spoorwegmuseum. Vanaf eind 2009 is de loc officieel eigendom van het museum. De 1010 staat al jarenlang op spoor 1 bij het stationsgebouw. Achter de loc staan de twee vooroorlogse stalen rijtuigen die van 1953 tot 1993 de Koninklijke trein vormen.
Op de foto boven dit artikel de jarenlange vaste opstelling van E-loc 1010 met daarachter de Koninklijke rijtuigen in het Spoorwegmuseum op 8 mei 2022.