De Groninger Locaalspoorwegmaatschappij neemt in 1922 de zeventien kilometer lange spoorlijn tussen Winsum het vissersdorp Zoutkamp aan de Lauwerszee in gebruik. De zogenaamde Marnelijn is niet alleen van belang voor de ontsluiting van de dorpen in het Marnegebied, maar ook voor het transport van vis en garnalen vanuit de haven van Zoutkamp. Door de opkomst van de autobus is de spoorlijn vrijwel direct één van de verliesgevende baanvakken van NS. Desondanks rijdt de laatste reizigerstrein pas op 1 oktober 1938. Door brandstofschaarste is het reizigersvervoer in de eerste maanden van de Tweede Wereldoorlog tijdelijk hervat. In oktober 1942 is de spoorlijn ook voor het goederenvervoer gesloten en op last van de bezetter opgebroken.
Na het opbreken van de spoorlijn tussen Winsum en Zoutkamp verdwijnt het voormalige tracé door ruilverkaveling en de aanleg van nieuwe woonbuurten en wegen grotendeels uit het landschap. Desondanks markeren enkele landhoofden de ligging van de slingerende lijn door het landschap. Ook blijven drie van de vijf opvallend grote stationsgebouwen en enkele bijgebouwen bewaard.
Winsum – Leens
Vanuit Winsum maken de treinen naar Zoutkamp tot even na de brug over de Winsumer Vaart gebruik van de bestaande spoorlijn naar Roodeschool. Hierna liggen beide spoorlijnen van de GLS ruim een kilometer naast elkaar. Dit is nog altijd te zien aan het brede baanlichaam. Ter hoogte van Ranum buigt het spoor naar het westen af. Hier is nog een kort stukje van het baanlichaam te herkennen. Ook is hier nog een klein spoorbruggetje aanwezig. Hierna verdwijnt het tracé in het herverkavelde landbouwgebied. Enkele delen van het tracé zijn nog te herkennen aan het slotenpatroon.
Even voor Eenrum zijn de landhoofden van de vroegere brug over het Kanaal Mensingeweer-Baflo nog aanwezig. Ter westen van het kanaal maakt het voormalige spoorwegtracé door het huidige Arboretum van Eenrum een ruime bocht van bijna 90 graden. De boog is te volgen via het Ernheemsterpad. Behalve de Spoorlaan herinnert in Eenrum niets meer aan het voormalige station. Het stationsgebouw doet nog enige tijd dienst als schoolgebouw, maar is in 1968 gesloopt om plaats te maken voor een sporthal.
Ten zuiden van Eenrum is het vroegere baanlichaam opnieuw uitgewist door de herindeling van de landbouwgrond. Ter hoogte van de Hoornse Vaart zijn echter opnieuw beide landhoofden van de vroegere veertien meter lange spoorbrug bewaard gebleven. Vanaf de vroegere brug maakt de spoorlijn weer een ruime boog naar het westen. Deze boog en de hoge spoordijk zijn vrijwel compleet uit het landschap gewist. Alleen de opvallende bult in de Mernaweg herinnert nog aan de vroegere kruising met het treinverkeer.
Even ten oosten van Wehe-den Hoorn is de ligging van de Marnelijn weer te herkennen doordat vanaf hier tot aan Ulrum de provinciale weg N361 gebruikmaakt van het tracé. Het stationsgebouw van Wehe-den Hoorn is in 1963 gesloopt. De oorspronkelijke bestrating rond het station blijft echter bewaard. De N361 heeft ogenschijnlijk alle spoorweggeschiedenis uitgewist. De brug over de Hoornse Vaart maakt even ten westen van Leens echter gebruik van de originele landhoofden van de spoorlijn.
Stationsgebouwen Leens en Ulrum
Hoewel de aanleg van de N361 de spoorweggeschiedenis heeft uitgevaagd, maakt de provinciale weg ter hoogte van de voormalige stationgebouwen van Leens en Ulrum een voorzichtige boog om de voormalige stationsemplacementen. Beide statige stationsgebouwen blijven vrijwel geheel in de oorspronkelijke staat bewaard. De twee zijn in 1920 samen met de stationsgebouwen van Eenrum, Wehe-den Hoorn en Zoutkamp volgens hetzelfde ontwerp gebouwd.
De relatief grote stationsgebouwen van de GLS zijn asymmetrisch met aan de straatzijde twee verschillende naar voren staande puntgevels. Voor de hoge rechter puntgevel komt een erker met hoofdentree. Tussen beide naar voren staande delen komt een balkon. De gebouwen krijgen aan de linkerkant van de perronzijde één puntgevel met daarvoor een erker. De stationsnaam is in een tegeltableau op de gevels weergegeven. De gebouwen hebben een samengesteld schilddak dat vooral in het midden erg hoog is. Op de begane grond komt een voorhuis, een kantoor met loket en twee wachtkamers voor reizigers 2e en 3e klasse. Ook hebben de gebouwen een aangebouwde goederenbergplaats. Op de bovenverdieping en de zolder zijn twee woningen. De stations krijgen een klein bijgebouwtje met toiletten en opslagruimte. De oorspronkelijk in rode baksteen opgetrokken gebouwen zijn in de jaren ’30 witgepleisterd. De stations krijgen een klein bijgebouwtje met toiletten en opslagruimte. In Zoutkamp komt een groter bijgebouw en een locomotiefloods.
Het stationsgebouw van Leens is sinds jaar en dag in gebruik als politiebureau en woonhuis. Het stationsgebouw van Ulrum bevat een tentoonstellingsruimte en een woonhuis. De stationshal blijft in originele staat bewaard.
Ulrum – Zoutkamp
Even voor het voormalige stationsemplacement van Ulrum verlaat de N361 het oude spoorwegtracé. De vroegere spoorlijn is te volgen als onverhard wandelpad in een parkachtige omgeving. Het tracé maakt hierbij weer een boog van zo’n 90 graden naar het zuiden. Vanaf de Elensterweg is het tracé verhard en in gebruik als landbouwweg annex fietspad. Na 500 meter verlaat dit pad het vroegere spoorwegtracé dat dan nog enige tijd in het slotenpatroon te volgen is.
In Zoutkamp herinnert de Stationsstraat nog aan de vroegere spoorlijn. De straat loopt langs het vroegere emplacement dat gedeeltelijk in gebruik is als camping. Terwijl de locomotiefloods inmiddels gesloopt is, zijn de woning van de ‘werkmeester’ en de het oude bijgebouw bewaard gebleven. Het voormalige stationsgebouw raakt in 1975 bij een brand beschadigd en is hierna met een aantal flinke aanpassingen weer hersteld. Meest opvallende wijziging is dat het hoge schilddak heeft plaatsgemaakt voor een plat dak.
Op de foto boven dit artikel het statige voormalige stationsgebouw van Leens op 16 maart 2024.