Voor de ontsluiting van het Zeeuwse platteland is in navolging op Staatslijn F een uitgebreid netwerk van tramlijnen aangelegd. De lijnen zijn met name in Zeeuws-Vlaanderen en later ook op Walcheren en Schouwen-Duiveland aangelegd. In 1882 ontstaan ook plannen om Zuid-Beveland per spoor te ontsluiten. Het duurt echter nog tot 1914 voordat de Spoorweg-Maatschappij Zuid Beveland wordt opgericht. Door de Eerste Wereldoorlog duurt het nog tot 1919 voordat de eerste concrete plannen bekendgemaakt worden. Hoewel inmiddels de eerste autobusdiensten van start gaan, doet de SZB in 1924 de aanbesteding voor drie tramlijnen die vanuit Goes moeten worden aangelegd. De keuze voor tramlijnen wordt gemaakt met het oog op een zo goedkoop mogelijke aanleg en exploitatie. Zo gelden er veel lichtere eisen voor de bovenbouw dan bij een spoorlijn. Wel is de maximum toegelaten snelheid slechts 30 kilometer per uur.

Voor de komst van de nieuwe verbindingen wordt het emplacement van Goes uitgebreid met een depotgebouw. Het gebouw is niet alleen bestemd als onderhoudswerkplaats voor de motorrijtuigen, maar biedt ook onderdak aan de stoomlocomotieven die in het goederenverkeer op de tramlijnen actief zijn. Vanaf het voorplein van het station in Goes wordt lijn van tien kilometer naar Wolphaarsdijksche Veer en een lijn van acht kilometer naar Wemeldinge aangelegd. Ten zuiden van Goes komt een ringlijn van bijna veertig kilometer. Tussen ’s Heer Arendskerke en Goes maken de trams gebruik van de bestaande Staatslijn. De drie tramlijnen zijn in mei 1927 in gebruik genomen.

De Nederlandsche Spoorwegen zorgen voor de exploitatie van de drie lijnen van de SZB. Voor de tramdienst laat NS acht kleine Motorrijtuigen bouwen. Naast de Zeeuwse tramlijnen rijden de motorrijtuigen ook af en toe tussen Roosendaal, Goes en Vlissingen.

De nieuwe verbindingen kennen maar weinig reizigers. De stations liggen grotendeels buiten de dorpskernen en de busdiensten die wel door de dorpen komen, zijn doorgaans goedkoper. Op 15 mei 1934, zeven jaar na de opening van de tramlijnen, staakt NS het grootste gedeelte van het reizigersvervoer. Alleen tussen Goes en Hoedekenskerke blijven de motorrijtuigen rijden vanwege de aansluiting op de veerboot naar Terneuzen. Tegelijkertijd sluit het depot in Goes en gaan de resterende motorrijtuigen voor onderhoud naar Vlissingen. De lijnen blijven wel in gebruik voor het goederenvervoer. Vooral het vervoer van grote ladingen suikerbieten en andere landbouwproducten is van groot belang voor de SZB-lijnen.

In 1942 worden de lijnen naar Wemeldinge en Wolphaartsdijksche Veer door de bezetter gesloten en opgebroken. In de zomer van 1944 begint ook het opbreken van de ringlijn. Door de naderende bevrijding is uiteindelijk alleen het baanvak tussen Nieuwdorp en Borssele opgebroken. Na de oorlog is dit baanvak herlegd en vindt weer dagelijks goederenvervoer op de gehele ringlijn plaats. In de jaren na de oorlog rijdt elke dag één goederentrein over de gehele ringlijn. In het bietenseizoen rijden dagelijks meerdere treinen over de verbinding. Halverwege de jaren ’50 is de stoomtractie vervangen door dieseltractie.

Voor de ontsluiting van de Vlissingse Sloehaven is in 1966 vanuit Nieuwdorp een geheel nieuw spoornet naar verschillende industrieën in het Sloegebied aangelegd. Vijf jaar later staakt NS de goederendienst op de rest van de ringlijn. In 1974 is ring bij Borssele over een lengte van honderd meter opgebroken om plaats te maken voor een dijkverzwaring. Later is het complete baanvak Nieuwdorp – Oudelande opgebroken. Ondertussen is in 1971 de stichting Stoomtram Goes-Borsele opgericht. De SGB rijdt sinds begin jaren ’70 met museumstoomtrams en -treinen over een deel van de Zeeuwse ringlijn.

In september 2008 is tussen Lewedorp en de Sloehaven een nieuwe geëlektrificeerde verbinding in gebruik genomen. De oude Sloelijn is tegelijkertijd gesloten en in februari 2009 opgebroken. Het tracé is grotendeels in gebruik als wandelpad.

DIENSTREGELING

Na de opening van de twee noordelijke lijnen rijden de motorrijtuigen dagelijks zeven ritten. Een jaar later is de dienst met twee ritten uitgebreid. Op de ringlijn rijden de trams vier ritten in beide richtingen. Een reis van bijna twee uur. Tussen Goes en Hoedekenskerke rijden vier extra ritten. Een jaar later wordt de frequentie op de ringlijn verhoogd tot vijf ritten per riching. In 1934 staakt NS de tramdienst op de lijnen van de SZB met uitzondering van het baanvak Goes – Hoedekenskerke. De tramdienst tussen beide plaatsen bestaat dagelijks uit zes ritten. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de dienst beperkt tot drie slagen per dag. In mei 1947 staakt NS ook op dit baanvak de reizigersdienst.

MATERIEELINZET

NS laat voor een zo goedkoop mogelijke exploitatie van de tramlijnen acht motorrijtuigen van het type omC 901-908 bouwen. Voor de uitvoering van de reguliere dienst zijn slechts zes motorrijtuigen nodig. Andere rijtuigen rijden tussen Goes en Middelburg en zijn beschikbaar voor onderhoud. In aansluiting op de veerboten tussen Hoedekenskerke en Terneuzen rijdt een aantal trams over de ringlijn met stoomtractie en rijtuigen. Ook het goederenvervoer wordt met stoomtractie uitgevoerd.

In latere jaren zijn de motorrijtuigen regelmatig uitgewisseld met motorrijtuigen uit de serie omC 911-916. Wanneer de tramdienst in 1934 grotendeels is beëindigd, verhuist een deel van de rijtuigen naar andere delen van het land. De vier resterende rijtuigen voor de Zeeuwse diensten worden ondergebracht in het Vlissingse depot en rijden voornamelijk tussen Goes en Vlissingen en op het resterende baanvak naar Hoedekenskerke.

De tramlijnen krijgen in totaal zestien stations. Ook komen er dertien laad- en losplaatsen en enkele stopplaatsen voor reizigers. De karakteristieke stationsgebouwen zijn van een standaardontwerp dat aansluit op de bebouwing in de omgeving. De gebouwen lijken dan ook het meest op een woonhuis. De eenvoudige rechthoekige gebouwen hebben een hoog zadeldak. De entree bevindt zich in de kopgevel. Terwijl langs de lijnen ten noorden van Goes alleen de voormalige stationsgebouwen van Kattendijke en Wolphaartsdijksche Veer bewaard blijven, is een groot deel van de stationsgebouwen langs de ringlijn nog aanwezig. NS verkoopt in 1984 de meeste stationsgebouwen met omliggende grond. Als gevolg hiervan is in enkele plaatsen het doorgaande spoor verwijderd en maken de treinen van de SGB gebruik van het voormalige zijspoor. Na de eeuwwisseling is bij een aantal stations aan de museumlijn het oorspronkelijke emplacement gereconstrueerd.