Voorafgaand aan de opening van de eerste spoorlijn van Nederland bestelt de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij vier locomotieven van het type Patentee bij de fabriek R.B. Longridge & Co te Bedlington. De locomotieven krijgen, net als in de scheepvaart gebruikelijk is, alle vier een eigen naam. De Snelheid, Arend, Hoop en Leeuw pendelen vanaf 1839 tussen Amsterdam en Haarlem. Met het verlengen van de lijn naar Leiden en Den Haag komen locomotieven als de Amstel en de Vulkanus het materieelpark versterken. Intussen neemt de NRS in 1843 de spoorlijn tussen Amsterdam en Utrecht in gebruik. Twee jaar later wordt Arnhem bereikt. De Etna, Vesuvius, Hekla, Atlas, Merapie en Bromo zorgen voor de tractie op de Rhijnspoorweg. Naast een naam krijgen de locomotieven van de NRS echter ook een nummer in de reeks 11-16. Met de uitbreiding van het spoornet en de materieelparken van de verschillende spoorwegmaatschappijen krijgt al het materieel voortaan een nummer. Ook de specifieke naam per locomotief blijft nog lange tijd bestaan. Plaatsen, dieren, goden, bekende personen, ambachten, alles komt voorbij. Ook hebben locomotieftypes steeds vaker bijnamen. Hiervan zijn de Bello en Jumbo bekende namen die nog altijd in de Nederlandse railmusea te vinden zijn. Ook na het stoomtijdperk krijgen materieeltypes nog altijd bijnamen. Bekende voorbeelden zijn de Blauwe Engel, Rode Duivel, Sik, Kameel en Hondekop.
Hoewel officieuze bijnamen voor verschillende materieeltypes op het spoor van alle tijden zijn, geeft NS in 1975 het nieuwe Stadsgewestelijk Materieel ook een officiële ‘roepnaam’ voor het publiek. Bij de introductie van het eerste treinstel is naast het NS-logo ook de naam ‘Sprinter’ te zien. Begin jaren ’80 volgen de Wadlopers en bij de seriebouw van de ICM-treinstellen ook de Koplopers. De Railhoppers zijn begin jaren ’90 de laatste treinstellen waarbij de naam naast het NS-logo prijkt. De DD IRM-treinstellen krijgen diezelfde periode voor promotiedoeleinden nog wel de naam Regiorunner, maar deze is nooit op de treinstellen zelf aangebracht. De van de Railhoppers afgeleide dieseltreinstellen van het type DM’90 krijgen door hun nieuwe kopvorm van NS nog de naam Buffel. Bij de officiële introductie van het eerste treinstel in juni 1996 is de naam in grote kleurrijke letters op de cabines aangebracht. De letters zijn hierna snel weer verwijderd en de naam is verder niet meer vermeld. In de jaren de eeuwwisseling verdwijnen ook de namen van de meeste materieelsoorten weer. De Railhoppers gaan in 2005 alweer buiten dienst. Datzelfde jaar stopt NS met het gebruik van de doorloopkoppen die de Koplopers hun naam geven. De naam verdwijnt de daaropvolgende jaren bij de modernisering van de treinstellen van de zijwanden. Terwijl de naam Wadloper na de overname van de exploitatie van de noordelijke diesellijnen door NoordNed rond de eeuwwisseling ook naast het logo van de nieuwe vervoerder blijft staan, plakt Veolia hier in 2006-2007 grote stickers met het eigen logo overheen. De vervoerder zet een groot deel van het DH-materieel ruim een jaar op de Maaslijn in. De daaropvolgende jaren zijn alle (voormalige) Wadlopers aan buitenlandse vervoerders verkocht. Uiteindelijk blijven de Sprinters het langst met hun naam op de zijwanden rijden. Hoewel een deel van de stellen in de jaren ’90 is omgebouwd tot SpitsPendel, StrandSprinter en CityPendel, keert de naam Sprinter bij de modernisering in de periode 2003-2009 terug op alle treinstellen.
Intussen keert begin jaren ’80 een traditie uit de beginjaren van het treinverkeer terug op het spoor. Nadat de HIJSM 135 jaar eerder al een locomotief ‘Amsterdam’ in gebruik neemt ter versterking van het materieelpark voor de naar Rotterdam verlengde Oude Lijn, wordt in april 1982 op de zijwand van E-loc 1601 het gestileerde wapen van de hoofdstad onthuld. Als toevoeging aan het locnummer krijgen alle 58 locomotieven uit de nieuwe serie 1600 de daaropvolgende jaren een naam van een stad met een intercityverbinding. Uitzondering is de 1602 die de naam en het logo van luchthaven Schiphol krijgt. Nadat in 1988 de 1634 met de naam Lelystad is gepresenteerd, zijn de vijftien gemoderniseerde locomotieven van de serie 1300 aan de beurt. Tussen 1988 en 1991 krijgen zij de namen van een aantal kleinere plaatsen. Hierna begint de naamgeving aan de serie 1700. Het plan is 66 locomotieven een nieuwe naam te geven en de resterende vijftien te voorzien van de namen die voor de 1300-en zijn gebruikt. Omdat NS in 1995 abrupt stopt met de naamgeving van de locomotieven rijden slechts 26 1700-en met een plaatsnaam rond. Alleen de naam Best op de 1759 is uiteindelijk afkomstig van de 1311.
In navolging van de elektrische locomotieven krijgen ook de nieuwe dieselelektrische locomotieven van de serie 6400 bij NS een naam. De naamgeving is het officiële vervolg op een gebruik dat al langere tijd voornamelijk op dienstmaterieel te zien is. Vanaf mei 1988 krijgen de locs de voornaam van iemand met bijzondere verdiensten voor NS. Hierbij ontstaan diverse dubbelingen. Hans, Henk en Wim komen zelfs drie keer voor. In de loop van de jaren wordt het karakter van de naamgeving steeds minder officieel en in 1995 stopt NS ook met de naamgeving van de diesellocs. Uiteindelijk zijn zo 70 van de 120 locs van een naam voorzien.
Intussen voorziet NS de dertien stuurstandrijtuigen van het nieuwe Dubbeldeksmaterieel in oktober 1986 ook van een naam. In samenwerking met het Wereld Natuur Fonds verschijnt naast het NS-logo een gestileerde afbeelding en naam van een bedreigde diersoort op de zijwanden. Omdat in het stoomtijdperk ook veelvuldig dierennamen zijn gebruikt, keren enkele oud-bekenden als de Arend, Otter en Neushoorn terug op het Nederlandse spoor.
Met de komst van de regionale vervoerders rond de eeuwwisseling ontstaat een geheel nieuwe trend in de naamgeving van het spoorwegmaterieel. Om de binding met de regio te onderstrepen krijgen de treinstellen van de verschillende vervoerders in de beginjaren vrijwel allemaal namen van bekende personen uit de regio waar de treinen rijden. Veolia beeldt de naamgevers zelfs af op het motorrijtuig van de treinen. Bij de uitbreiding van het materieelpark vernoemt Arriva ook steeds meer treinen naar bekende bestemmingen in de regio.
Twee locomotieven uit de serie 1200 krijgen na hun diensttijd bij NS nog een naam. De 1254 is begin 2011 vernoemd naar Ir. J. Hoekwater, één van de oprichters van ACTS. Hoewel de loc dan al voor EETC rijdt, is het wel de verdienste van ACTS dat de locomotieven dan nog in particuliere dienst op het Nederlandse spoor te zien zijn. Op 23 maart 2016 is de 1215, inmiddels eigendom van RailPromo, door de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan gedoopt in “City of Amsterdam”. Behalve de naam verschijnt ook het stadswapen van de hoofdstad op de zijwanden van de locomotief. Ruim een jaar later eindigt de inzet van de loc bij RailPromo alweer. Eind 2017 komt de loc weer als 1251 bij Railexperts in dienst. De loc krijgt hierbij de vroegere ACTS-kleurstelling, zonder naam.
Naast alle officiële namen van NS, haar voorgangers en de commerciële vervoerders, verschijnen ook minder officiele namen op spoorwegmaterieel. Zo dragen de proeftreinstellen 4001-4007 van het type ICM 0 begin jaren ’80 enige tijd de namen Hannie, Hein, Dikkie, Loes, Nel, Arnold en Mien in kleine letters op de neuzen. NS/RNET-treinstel 2014 draagt sinds 2017 de naam Klaas. Naast de incidentele namen op reizigersmaterieel, krijgt ook dienstmaterieel dat lange tijd op een vaste plek staat en door een vaste ploeg bemenst wordt regelmatig een naam opgeplakt. De meeste namen verdwijnen, vaak na tussenkomst van de eigenaar, na korte tijd weer van het materieel. Er zijn echter ook uitzonderingen waarbij de spontaan gegeven namen zelfs officieel worden:
Eén van de bekendste bijnamen op het spoor is decennialang de Blokkendoos. Na een lange carrière in de reizigersdienst zijn bijna 100 rijtuigen van het Materieel ’24 omgebouwd tot dienstmaterieel. Enkele rijtuigen krijgen hierbij van het personeel een eigen naam waarvan sommige tot op de dag van vandaag meegaan. Als eerste komt in 1957 bovenleidingsmontagewagen Juliette op het spoor. De voormalige B 8504 doet als zodanig tot begin jaren ’80 dienst en is in 1983 gesloopt. In 1968 wordt de voormalige mC 9002 voor wegleerritten in gebruik genomen. Op de zijwanden komt de naam Jaap te staan. Na de terzijdestelling in 1981 is de Jaap bewaard en in 1990 is het motorrijtuig ondergebracht bij de speciale Haarlemse Werkgroep Jaap. Enkele jaren later is het rijtuig in historische staat hersteld. Hierbij verdwijnt de naam van het rijtuig, maar leeft deze voort in de naam van de werkgroep. Jaap gaat in 2022 over naar de 2454 Crew. Tenslotte komt in 1968 het trio Jules, Jim en Catherine op het spoor. Het drietal, vernoemd naar de hoofdpersonen van een Franse film uit 1962, is vooral in gebruik voor test- en meetritten. Jim en Catherine gaan in de jaren ’80 terzijde en staan verschillende onderdelen af aan de Blokkendoos van Het Spoorwegmuseum. Jules is intussen sinds 1976 in gebruik als ATB meetwagen en heeft sindsdien als enige blokkendoos de gele NS-kleurstelling. In 1992 worden de werkzaamheden overgenomen door voormalige Motorpost 3032 die officieel de naam Jules krijgt. De oude Jules is in 1998 teruggebracht in de bruine uitvoering van motorpostrijtuig en staat sinds 2014 naamloos bij het Centraal Ketelhuis van de Wagenwerkplaats in Amersfoort. De nieuwe Jules krijgt in 2009 gezelschap van de eveneens tot meetrijtuig omgebouwde voormalige Motorpost 3024 die de naam Jim krijgt. Terwijl de mP Jules nog altijd rondrijdt, gaat mP Jim na tien jaar terzijde.
Andere landen houden veel langer dan NS vast aan de naamgeving van hun materieel. Zo laat de Engelse LNER begin jaren ’50 zeven locomotieven bouwen die naast een nummer in de serie 27000 ook een naam van een godin krijgen. In 1969 neemt NS de zeven locomotieven over om ze een jaar later als serie 1500 in dienst te nemen. De locomotieven nemen hierbij niet alleen afscheid van hun Britse huisstijl, maar ook van hun naam. Wanneer in 1985 bekend wordt dat de 1502 en 1505 na hun terzijdestelling terugkeren naar Engeland, krijgen ze in hun oorspronkelijke namen Electra en Ariadne terug op de zijwanden. Een jaar later gaat het tweetal buiten dienst en keren ze voor een museale toekomst naar het Verenigd Koninkrijk. De 1501 blijft in Nederland bij de gelijknamige Werkgroep bewaard en krijgt in 1990 na een opknapbeurt de naam Diana terug op de zijwanden. De locomotief is inmiddels toegevoegd aan de collectie van het Spoorwegmuseum.
Nadat de locomotieven van de serie 1600 een naam van een stad met intercitystation hebben gekregen, zijn de vijftien locs uit de serie 1300 aan de beurt. De locomotieven krijgen een ogenschijnlijk willekeurige naam van een kleinere plaats. Het plan is de namen later te gebruiken voor de locomotieven van de serie 1700. Uiteindelijk is alleen Best van eigenaar gewisseld.
De 1304 krijgt in 2015 voor de inzet bij HSL Logistik een nieuwe kleurstelling. Het stadswapen van Culemborg keert hierbij terug op de locomotief. Vijf jaar krijgt ook de 1315 een nieuwe kleurstelling voor de inzet bij Fairtrains. Ook hierbij blijft de naam Tiel, inclusief het door NS vormgegeven gemeentewapen op de locomotief in ere.
De serie 1600 is de eerste locomotiefreeks sinds het stoomtijdperk waarbij elke loc een eigen naam krijgt. Hoewel de naamgeving op willekeurige volgorde is verlopen, zijn er enkele uitzonderingen. De 1601 is als eerste loc van de serie uiteraard naar de hoofdstad vernoemd. De 1607 krijgt de naam Vlissingen als verwijzing naar het geboortejaar van Michiel de Ruyter aldaar en de 1611 is in februari 1983 om 11:11u in Venlo onthuld met een knipoog naar carnaval. De 1602, 1634 en 1641 hebben in verband met de opening van de Westelijke tak van de Schiphollijn en de stations aan de Flevolijn tot respectievelijk tot 1986, 1988 en 1987 moeten wachten op een naam.
De locomotieven van NS Cargo krijgen bij de overgang naar Railion op de zijwanden een nieuwe indeling van logo, nummer en naam. Voortaan staat het logo in het midden onder het rooster. Het locnummer staat rechts en links is in grote letters de naam aangegeven. Het stadswapen is hierbij weggelaten. Wanneer de laatste locs bij DB Cargo een rode kleurstelling krijgen, keert het gestileerde stadswapen terug aan de rechterzijde van de locs. Het locomotiefnummer wordt voortaan van de zijwanden weggelaten. Na hun terzijdestelling gaan diverse locomotieven uit de serie 1600/1800 over naar andere vervoerders. Hierbij verliest het grootste deel de oorspronkelijke naam. Een aantal krijgt bovendien een nieuwe naam. Een aanzienlijk deel van de locomotieven gaat na hun buitendienststelling naar Locon. Hierbij verdwijnt het stadswapen net als het NS-geel onder de oranje huisstijl van de vervoerder. Uitzondering is de voormalige 1830 die in april 2014 als 9908 bij de goederenvervoerder dienst komt. Op de oranje loc is ook het het stadswapen van Zwolle uit de NS-tijd teruggebracht. Reden hiervoor is dat Locon in Zwolle is gevestigd. Vanaf december 2018 rijdt de loc weer als 1830 voor RailReLease. Bij een schilderbeurt in 2021 verdwijnt het wapen.
In februari 2017 neemt Caprtain de 1618 na zeventien jaar stilstand weer in gebruik. De locomotief krijgt niet alleen de huisstijl van opdrachtgever Raillogix, maar ook de naam van de vader van de manager van het bedrijf: Hans Broere. Strukton neemt in 2019 de 1824 in dienst. De locomotief heeft net als de rest van het dan bestaande materieelpark van de spoorbouwer geen nummer maar een vrouwennaam. Na het aanbrengen van de nieuwe huisstijl verdwijnt niet alleen het nummer, maar ook de naam Alkmaar. Voortaan draagt de loc de naam Nicole. In 2020 neemt Railexperts de 1611, 1615 en 1616 als laatste 1600-en van DB Cargo over. Hoewel het drietal wordt ontdaan van de kenmerken van de vorige eigenaar, behouden de locs de rode kleurstelling, inclusief stadswapen.
Als vervolg op de serie 1300 krijgen ook de locomotieven van de serie 1700 de namen van kleinere plaatsen toegewezen. Het plan is 66 locomotieven van een nieuwe naam te voorzien en de resterende vijftien te voorzien van de namen die voor de 1300-en zijn gebruikt. Omdat NS in 1995 abrupt stopt met de naamgeving van de locomotieven rijden slechts 26 1700-en met een plaatsnaam rond. Alleen de naam Best op de 1759 is uiteindelijk afkomstig van de 1311.
Bij de locomotieven die na hun terzijdestelling bij NS bij andere vervoerders terechtkomen, keert geen enkele naam terug.
In december 2022 krijgen de drie locomotieven die door Strukon zijn overgenomen een nieuwe naam. De vervoerder houdt hierbij vast aan de traditie elke locomotief een vrouwennaam te geven:
In navolging van de elektrische locomotieven krijgen ook de nieuwe dieselelektrische locomotieven van de serie 6400 bij NS een naam. Vanaf mei 1988 krijgen de locomotieven de voornaam van iemand met bijzondere verdiensten voor of bij NS. In de loop van de jaren wordt het karakter van de naamgeving steeds minder officieel en in 1995 stopt NS met de naamgeving van de diesellocs. Uiteindelijk zijn zo 70 van de 120 locs van een naam voorzien.
Een groot deel van de overbodige 6400-en gaan voor DB Cargo Polska rijden. De locomotieven behouden hierbij hun rode DB-huisstijl maar krijgen wel een Poolse naam. Ook andere verkochte locs verliezen na de overname hun naam.
In oktober 1986 voorziet NS de dertien stuurstandrijtuigen van het nieuwe Dubbeldeksmaterieel in samenwerking met het Wereld Natuur Fonds van een gestileerde afbeelding en naam van een bedreigde diersoort.
In 2010 is Bvk 26-37 108 ‘Olifant’ al aan het Spoorwegmuseum toegewezen. Het rijtuig blijft door materieeltekort nog tot december 2019 op de baan en rijdt die maand, als onderdeel van treinstam 7208, samen met museumloc 1768 ook de officiële afscheidsrit. Bijna twee jaar eerder is het rijtuig al even in het museum te zien. Omdat Jumbo 3737 op 7 januari 1958 symbolisch als laatste stoomlocomotief van NS het Spoorwegmuseum inrijdt, pendelt de ‘Olifant’ zestig jaar later tussen Utrecht Centraal en het museum.
Syntus rijdt vanaf 2001 met 25 treinstellen van het type LINT41 door de Achterhoek en Twente. De meeste treinstellen zijn in de eerste jaren van de naam van een bekende streekgenoot voorzien. Hierbij zijn zowel vooral bekende namen uit het heden, maar ook enkele namen uit het verleden toegepast. Ook Jovink & De Voederbietels krijgen een eigen treinstel.
In 2012 gaat het grootste deel van de treinstellen terzijde. Een jaar later start de eerste revisie van de resterende stellen. Hierbij krijgen de stellen een nieuwe rode huisstijl waarbij de namen niet meer terugkeren. De meeste terzijde gestelde treinstellen gaan later over naar Arriva. Ook deze stellen zijn opgeknapt en ontdaan van hun oorspronkelijke naam. Alleen de 33, 34 en 37 krijgen een nieuwe naam.
In december 2007 neemt Veolia de eerste GTW-treinstellen in gebruik. Net als de andere regionale vervoerders voorziet ook Veolia de treinstellen van namen van bekende personen uit de provincies waar de treinen rijden. Voor de elektrische treinstellen is dat Limburg en voor de dieseltreinstellen zijn dat naast Limburg ook Noord-Brabant en Gelderland. Uitzondering is treinstel 7210 die als 400e GTW-treinstel van de Zwitserse bouwer Stadler de naam Wilhelm Tell krijgt. Volgens de overlevering zou het stel Mariken van Nieumeghen gaan heten, maar was van haar geen bruikbare afbeelding te vinden. De stellen van Veolia krijgen namelijk naast de naam ook een portret van de naamgever op de motorbak.
Voorafgaand aan de overname van de exploitatie van de lijnen van Veolia door Arriva verdwijnen vanaf de zomer van 2016 de afbeeldingen van de motorrijtuigen. De treinstellen krijgen na de overname door Arriva in december dat jaar een nieuwe huisstijl. Daarnaast krijgen ze een nieuw treinstelnummer. Arriva gebruikt nagenoeg alle namen die Veolia heeft toegepast, deze komen echter gedeeltelijk op andere treinstellen terecht.
Arriva bouwt na de overname van de eerste concessies rond 2006 een ruim materieelpark met bijna 200 treinstellen op. In de beginjaren krijgen alle treinstellen de naam van een bekende persoon uit de regio waar deze rijdt. Later zijn ook steeds meer treinstellen naar bekende bestemmingen in de regio vernoemd. Inmiddels heeft Arriva van alle vervoerders de de meeste treinen met een eigen naam rondrijden.
Naast de naam van een regionale beroemdheid krijgen de eigen GTW-treinstellen voor de concessies op de noordelijke diesellijnen, de MerwedeLingelijn en de Gelderse diesellijnen ook de bijnaam Spurt op de zijwanden. In het noorden verdwijnt deze naam vanaf 2020 na de modernisering van de stellen. De stellen van de MerwedeLingelijn gaan in december 2018 over naar Qbuzz. In 2020 krijgen deze stellen de nieuwe RNET-bestickering waarbij zowel de naam Spurt als de namen van de bekende personen van de treinen verdwijnen.
Om onduidelijke redenen krijgt de in december 2016 van Connexxion overgenomen 10525 net als de 10514 de naam Thorbecke. Vanaf de zomer van 2022 draagt de 525 de naam Reinier Paping.
In december 2016 neemt Arriva de GTW-treinstellen van Veolia over voor de exploitatie op de Maaslijn en in de Zuid-Limburgse stoptreindiensten. De treinstellen krijgen een nieuwe huisstijl en een nieuw nummer. Hoewel de volgorde van de nummering gelijk is aan de van Veolia keren de namen van bekende streekgenoten niet allemaal op dezelfde treinstellen terug. Pierre Cnoops verdwijnt ten koste van een tweede treinstel met de naam Sint Servaas.
.
In december 2012 neemt Arriva met twee LINT-treinstellen de treindienst tussen Almelo en Mariënberg als onderdeel van de Vechtdallijnen over van Connexxion. De 33 krijgt de naam Anne van der Meiden en de 34 krijgt de naam Erik Hulzebosch. In april 2018 is de 37 als derde LINT aan het materieelparkje toegevoegd. Het treinstel krijgt in augustus 2020 de naam De trein van Wim, naar een frequente treinreiziger op het traject. In april 2021 wijzigt de naam van het stel in De trein van Ruud, naar een gepensioneerde machinist. In maart 2024 krijgt het stel de naam ‘De ridders van het eerste uur’. De naam verwijst naar de 17 machinisten die 25 jaar eerder de treindienst tussen Almelo en Mariënberg, als eerste gedecentraliseerde treindienst, verzorgen.
Intussen heeft Arriva van 2016 tot 2023 ook een aantal LINT-treinstellen voor de treindienst op de Maaslijn in dienst. Deze stellen krijgen wel een opknapbeurt en een nieuwe huisstijl, maar geen naam. Vanaf december 2023 zet de vervoerder de stellen in tussen Zutphen en Oldenzaal. In de loop van 2024 worden ze alsnog van een naam voorzien.
Vanaf december 2016 zet Arriva in Zuid-Limburg treinstellen van het type FLIRT 3 in. De stellen krijgen net als de GTW-treinstellen een eigen naam. Hierbij kiest de vervoerder voor een bestemming in plaats van een persoon.
In de loop van 2021 neemt Arriva op de noordelijke diesellijnen 18 nieuwe treinstellen van het type WINK in gebruik. De treinstellen krijgen na een wedstrijd de volgende namen van bekende bestemmingen in de noordelijke provincies: