In 1854 neemt de de Société Anonyme des Chemins de Fer d’Anvers à Rotterdam het station van Roosendaal in gebruik. Vanuit België is er een verbinding naar het Hollands Diep bij Moerdijk en zijtak naar Breda. Ruim tien jaar later krijgt Roosendaal met de Staatslijn naar Zeeland een vierde spooraansluiting en ontstaat een echt spoorwegknooppunt. Na ruim 20 jaar is Rotterdam daadwerkelijk rechtstreeks per spoor met Antwerpen verbonden en groeit Roosendaal uit tot het belangrijkste grensstation voor de verbinding tussen Nederland, België en Frankrijk. Het oude station is in de loop der jaren regelmatig uitgebreid, maar omdat het binnen de bebouwde kom ligt, blijven de groeimogelijkheden zeer beperkt. Vlak voor de eeuwwisseling is dan ook besloten om zo’n halve kilometer ten noorden van het oude station een compleet nieuw station, met zeer uitgebreid emplacement aan te leggen. Behalve een stationsgebouw, dat in lengte alleen Amsterdam Centraal voor zich moet laten, komen op en langs het bijna vijftig sporen tellende emplacement diverse andere bouwwerken. Zo telt terrein met een lengte van zo’n drie kilometer een douaneloods, een goederenloods, verschillende laad- en losplaatsen en vijf seinhuizen. Tenslotte staan er maar liefst drie locomotiefloodsen. Twee voor de Staatsspoorwegen en één voor de HSM. Het nieuwe stationscomplex is in 1907 in gebruik genomen.
Aan de noordzijde van het nieuwe Roosendaalse emplacement komen in 1907 maar liefst drie locomotiefloodsen. Van west naar oost gezien worden een polygonale loods met draaischijf en twee rechte loodsen gebouwd. De twee linker loodsen zijn eigendom van de Staatsspoorwegen, de derde loods biedt onderdak aan de locomotieven van de HSM. Laatstgenoemde locomotiefloods raakt tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd en is hierna gesloopt. De andere twee loodsen doen dienst tot december 1957, de maand waarin Roosendaal als een-na-laatste Nederlandse stoomdepot wordt opgeheven. Terwijl de polygonale loods in 1961 is gesloopt, blijft de rechte loods in gebruik als wagenwerkplaats.
Het gebouw bestaat uit een hoge, rechte locomotievenloods met een laag werkplaatsgedeelte. De locomotievenloods telt zes sporen met een lengte van 60 meter. Het bouwdeel is 35 meter breed en 16,5 meter hoog en hiermee één van de grootste locomotiefloodsen in Nederland. Het is bovendien de grootste locomotiefloods waarvan de basis bestaat uit stalen vakwerkspanten, vergelijkbaar met de grotere stationsoverkappingen. De spanten zijn grotendeels opgevuld met glas. Voor de aanwezige muren is baksteen gebruikt. Door de getrapte vorm van het houten dak ontstaat ruimte voor verschillende lichtstraten. Voor de afvoer van de rook van de stoomlocomotieven krijgt het dak maar liefst zestig schoorstenen. De aangebouwde werkplaats biedt ruimte aan twee sporen en is 85 meter lang en 25 meter breed. Ook dit deel van het gebouw bestaat uit een staalconstructie, opgevuld met baksteen en glas. In 1931 is het gebouw in dezelfde bouwstijl nog uitgebreid met enkele kantoor- en personeelsruimten. Hierna blijft de locomotiefloods nagenoeg in originele staat bewaard. Alleen de schoorstenen zijn vrijwel direct na het verdwijnen van de stoomtractie verwijderd.
In 1979 sluit NS de wagenwerkplaats en zijn er plannen het gebouw te slopen om ruimte te maken voor een nieuw expeditieknooppunt van de PTT. NS wil het gebouw wegens ruimtegebrek in de andere werkplaatsen echter nog behouden, waardoor het expeditieknooppunt van de PTT uiteindelijk aan de zuidzijde van het emplacement komt. NS neemt de oude locomotiefloods intussen weer in gebruik als hulpwerkplaats. Ook wordt de loods gebruikt als opslagruimte van het Spoorwegmuseum en Stibans. Ook wordt hier museummaterieel opgelapt voor de festiviteiten rondom het 150-jarig bestaan van de spoorwegen in Nederland in 1989. NS gebruikt de werkplaats onder andere voor het verwijderen van asbest uit diverse oudere treinsteltypes. Daarnaast wordt afgevoerd materieel bij de loods gestald en ontdaan van bruikbare onderdelen. In mei 1994 sluit NS de werkplaats definitief. Om de sloop van het compleet vervallen gebouw te voorkomen, benoemt de gemeente het tot gemeentelijk monument. In 2002 is het gebouw, samen met de andere bewaarde bouwwerken van het stationscomplex uit 1907 benoemd tot Rijksmonument.
In 2008 wordt de Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed, kortweg BOEi, eigenaar van de voormalige locomotiefloods en is het gebouw grondig opgeknapt. Terwijl de buitenzijde zoveel mogelijk in historische staat is hersteld, is binnen de muren van het monumentale gebouw een moderne werkplaats gecreëerd. In 2013 is het voormalige seinhuis B van het stationsemplacement naar het terrein bij de locomotiefloods overgebracht. Sinds dat jaar huurt Railpark Roosendaal de voormalige locomotiefloods als werkplaats voor railvoertuigen. Zo onderhoudt Spoorijzer hier een aantal jaar goederenmaterieel en zijn verschillende museumtreinen in werkplaats gerestaureerd. De grote locomotiefloods is het laatste exemplaar in Nederland dat bestaat uit een ijzerconstructie, opgevuld met steen en glas.